6. • Jumpen bij peuter
• Jumpen bij kleuter
http://www.youtube.com/watch?v=CL3Nhu_F3nw
2. Motorische ontwikkeling2. Motorische ontwikkeling
Wat zijn de verschillen?Wat zijn de verschillen?
http://www.youtube.com/watch?v=ejdop0MQj0o
11. 4. Perceptuele ontwikkeling van de
peuter en kleuter
4. Perceptuele ontwikkeling van de
peuter en kleuter
Kleuter:
steeds meer oog
voor detail
Kleuter:
steeds meer oog
voor detail
29. ‘Heinz-dilemma: moet hij stelen?’‘Heinz-dilemma: moet hij stelen?’
10. Morele ontwikkeling: peuter en kleuter10. Morele ontwikkeling: peuter en kleuter
31. Model van Kohlberg
– Morele dilemma: Moet Heinz stelen?
Niveau 1 (peuter/kleuter):
Neen, want gevangenis.
Niveau 2 (lagereschoolkind):
Neen, want stelen is tegen wet.
Niveau 3 (adolescent/volwassene):
Ja, want mensenleven is belangrijker.
10. Morele ontwikkeling: peuter en kleuter10. Morele ontwikkeling: peuter en kleuter
32. • Model van Gilligan bij meisjes
– Individuele overleving
• Beste voor zichzelf → beste voor anderen
– Goedheid als zelfopoffering
• Eigen wensen < andermans wensen
– Moraal van geweldloosheid
• Kwetsen = immoreel
10. Morele ontwikkeling: kleuter10. Morele ontwikkeling: kleuter
35. • Geleidelijk aan samenspel
• Associatief (geen gemeenschappelijk doel)
• Coöperatief spel (stemmen activiteiten op mekaar
af, gemeenschappelijk doel)
• Geleidelijk aan samenspel
• Associatief (geen gemeenschappelijk doel)
• Coöperatief spel (stemmen activiteiten op mekaar
af, gemeenschappelijk doel)
12. Spelontwikkeling: kleuter12. Spelontwikkeling: kleuter
36. 4 kenmerken spel (kleuter/lagereschoolkind)
1. Keuzevrijheid, ongedwongen karakter
2. Plezier
3. Twee werelden: fantasie <> realiteit
4. Grens tussen spel en arbeid onduidelijk
12. Spelontwikkeling: kleuter12. Spelontwikkeling: kleuter
Editor's Notes
De slides geven aan de hand van kernwoorden de inhoud uit de cursus ‘Groot worden (GW)’ weer. In de cursus vindt u verdere uitleg en concrete illustraties bij elk van de kernwoorden.
We behandelen een aantal zaken samen
Kleuter groeit nog sterk, maar minder hard tov baby en peuter (groei is eerder synchroon) Verschil tussen jongens en meisjes is niet zo groot Gemiddeld 1m15 en 20 kg
Peuter: Groei in lengte en gewicht vertraagt bij peuter => baby groeit sneller als peuter (peuters worden slanker, beginnen deel van babyvet te verbranden) Asynchroon: niet alle lichaamsdelen groeien even snel en in zelfde proportie Verhoudingen van volwassen lichaam worden duidelijker p. 112: duidelijke opbouw Eerste tandjes? 6 maanden! => melkgebit (meestal rond 2 j) kleuter Synchroon: alle lichaamsdelen groeien even snel! 6j: gemiddeld 120 cm en 20kg
We behandelen een aantal zaken samen
Vraag aan studenten voorbeelden van bewegingsactiviteiten: Bvb. Springen, rennen, huppelen, zwemmen. Fijne motoriek => gaan er op vooruit: constructies maken tijdens spell, puzzelen, inkleuren van voorgedrukte tekeningen, … Toon het videofragment waaruit blijkt dat er kwalitatieve verbeteringen zijn in de bewegingsactiviteiten van de kleuter (bvb. jumpen). Jumpen bij peuter: http://www.youtube.com/watch?v=GbHr7UbyIHI&feature=related (59 sec) Jumpen bij kleuter: http://www.youtube.com/watch?v=Y0FQFArU6R4&feature=related (44 sec) Het geluid is hier niet zo goed, dus eventueel geluid op stil zetten. Geef voorbeelden van evenwichtsoefeningen: Bvb. Trap op- en aflopen, klimmen, glijden, fietsen. handvoorkeur: links (10%) en rechts (90%); Meer linkshandige jongens dan meisjes
We behandelen een aantal zaken samen
, ot vier jaar: krabbelstadium, geometrische vormen ontstaan als bij toeval. Tekenen is bewegingsspel plezier van het tekenen, als je dan vraagt: wat heb je getekend? Verzinnen ze precies een titel: ik heb een… getekend. Omdat je dat van hen verwacht. Eigenlijk tekenen ze voor het tekenen op zich.
We behandelen een aantal zaken samen
Perceptuele ontwikkeling van peuter en kleuter worden samen behandeld omdat er geen grote verschillen zijn in de perceptuele ontwikkeling tussen peuter en kleuter. Wel is het zo dat naarmate peuter en kleuter ouder worden, de capaciteiten steeds beter en fijner worden. Geef een voorbeeld bij voorwerp herkennen met verschillende zintuigen: Bvb. Een kind krijgt eerst een voorwerp te zien (bvb. een teddybeer) en moet het daarna tastend zoeken in een ondoorzichtige zak gevuld met opgefrommeld krantenpapier. Naarmate kind ouder wordt, meer differentiërend analyseren (let steeds meer op details) => eerst is cirkel mama, dan benen, dan … Aandacht voor boeiende details= gestuurd psycho-emotionele ontwikkeling Leg uit: De peuter schenkt in de eerste plaats aandacht aan de details die hem/haar boeien. Deze waarneming wordt beïnvloedt door psychologisch-emotionele factoren. Deze emotionele kleuring is bij jonge kinderen sterker aanwezig dan bij volwassenen. Bvb. Wanneer een gezin op wandeling een gevaarlijke blaffende hond tegenkomt die achter een omheining zit, kan het jonge kind zo beangstigd zijn dat hij de omheining niet meer ziet of er geen rekening mee houdt en vervolgens weigert om nog een stap voorbij de hond te zetten. Of: Een volwassene staat zakelijker tegenover de wereld, hij begint niet te juichen als hij een heerlijk taartje ziet.
We behandelen een aantal zaken samen
Baby: Alles uitproberen, door experimenterend te handelen (sensori (zintuigen) door te handelen (motorisch) Peuter en kleuter: niet meer alles 1st uitproberen door experimenterend te handelen! => Kind verwerft heel wat mogelijkheden =>
Kleuter slagen er meer in dan peuters om fantasie en werkelijkheid uit elkaar te houden, en meestal weten ze fantasie ook positiever aan te wenden als een bron van plezier. MAAR is wel de bloeiperiode van de fantasie (hunker naar sprookjes) Jonge kleuter gaat nog steeds denkfouten maken (conservatieproef) => gaat één element bekijken (centratie) Geheugen: kan steeds grotere perioden overbruggen => dit merk je aan het feit dat kleuters steeds meer liedjes, versjes, … kunnen memoriseren. Dit kan je stimuleren. Hoe? (weghaalspel, maken van puzzels, voelzakjes, …) Maar nog beperkingen! Ze maken nog geen gebruik van strategieën om doelgericht op te slaan in het geheugen (vb. Telefoonnumer onthouden, ingrediënten voor maaltijd herberekenen, …)
Egocentrisch Sociocentrisch Voorbeeld: Redeneringen “ Mama, ik wil niet meer naar de ‘ abewaking, als we minder eten (want ze weet dat we werken voor geld om te kunnen leven) dan moet jij niet zoveel werken en dan moet ik niet meer naar de ‘ abewaking ” “ Ik wil niet meer naar de Ardennen, want daar moet ik altijd lang wandelen, het regent daar altijd en er is altijd in de modder ” Besef van tijd Bij peuter: tijdsbesef gekoppeld aan seizoenen, ritme van dag en nacht, dagelijks terugkerende momenten Kleuter kan onderscheid maken tussen wat verleden is- heden is-toekomst Voorbeeld: In de klas elke ochtend beginnen met een liedje (maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag, in een week zijn 7 dagen, 7 dagen op een rij,…) en dan het overlopen van de dagkalender: wat doen we eerst, wat dan… Film: klasse ‘in de rugzak van de kleuters’
We behandelen een aantal zaken samen
Betekenisvol taalgebruik, dat bij baby aanving breidt verder uit! Kind gebruikt meer en meer begrijpelijke klanken en/woorden “ Toete ” = schoenen “ asje aan ” = Jasje aan “ tiene ook ” = Stientje ook Kind begrijpt veel meer woorden dan dat hij kan zeggen (begrip voor gebruik) Volwassene moet goed taalmodel aannemen; peuters leren door imitatie! Belangrijk: veel uitleggen ‘we gaan in badje en dan dit doen en dan dit doen …’ ‘ ik begrijp dat je dat niet zo leuk vindt, maar … ’ (ouder als spreekbuis)
T aal wordt door jonge kleuter nog vaak geoefend in bedmonologen. Woordenschat blijft uitbreiden (tegen eind kleutertijd +/- 3000 woorden) Nog veel fouten dus nog geen volwassentaal Al wel langere zinnen Grootste deel van taalontwikkeling in deze periode! Niet enkel en alleen met ouders, maar ook met andere volwassenen en leeftijdsgenootjes. Aarzelend spreken, veelal in emotioneel geladen situaties => put in de grond en … Opvallend: kleuter communiceert niet alleen met ouder, maar ook met andere volwassene en leeftijdsgenootjes! Geef een voorbeeld van een bedmonoloog bij de kleuter: Bvb. “ Wasmachine China China Nina Appelsien ” Lees enkele zinnen voor, gezegd door een kleuter: “ ik is drie jaar nu jaart ik, hé nu heef ik een typmasjien allemaal brieven voor mij ikke houdt mijne lepel goe vast hoor ik heef een kroon kregen die jonge heeft mijne lekstok (= lolly) stuk gedaan ‘ k heb pakjes kegen voo mijne verjaardag een mooie pul en handschoentjes en mooie muts en palekes (= parelkes) voo een stik (= strik) te make da mag nie, zo op de grond gegooid en dan is hij stuk de zus van Mieke heef mij mandarijtje kapot gedaan moe pipi doen dat hier is op mijn kroon ik ga mijn kom halen ik ga fruitpap ete ik is jarig, plezant, hé! ik is gevald in de kring nee, blijve zitte, blijve staan in de kring ” Lees een voorbeeld voor van een kleuter die aarzelend spreekt : Bvb. Tim, vier jaar en zes maanden, is bij een vriendje gaan spelen waar in de tuin een grote put gegraven werd: “ ik was, ik is, ik ben in de put gevallen, gespringt, ik was gestaan, en toen, en toen, ik was onder de grond boven mij, … en toen zag ik tot hier (wijst) boven mijn hoofd was de grond … de put was boven mij en ik zie niks … ik, ik zie Ingrid en toen zeg ik, ik wil uit de put”. Meestal in emotioneel geladen situaties, wanneer kinderen veel willen vertellen en moeten zoeken naar de juiste woorden. Vraag aan studenten voorbeelden van zelfbeschrijvingen van een kleuter: Bvb. ‘ik heb een fiets’, ‘ik heb een roze helm’, ‘ik heb blonde haren’, … (in termen van uiterlijke kenmerken, voorkeuren, bezittingen en activiteiten ‘ ik ga fietsen ’ ) => Tonen groeiende zelfkennis van de kleuter aan
Peuter wordt zich ten volle bewust van zichzelf en zijn eigen lichaam => komt tot ontdekking dat hij een zelfstandige eenheid is, los van zijn ouders! Kinderen willen zelf iets, ze kunnen dat ook, ze zijn iets op zichzelf => kunnen in tuin spelen als mama er niet is!
Gehechtheidsgedrag neemt af : Herhaal hier kort wat in het vorige hoofdstuk aan bod kwam over gehechtheidsgedrag, namelijk emotionele verwarring van peuter bij vertrek ouders. Vertel ter informatie bij ‘invloed op nieuwe relaties’: “Kinderen die aan beide ouders veilig gehecht zijn, hebben de gunstigste prognose voor hun latere sociale competentie. Het toekomstperspectief van kinderen die met beide ouders een onveilige gehechtheidsrelatie hebben, is het somberst. Toch kunnen positieve relaties met andere gehechtheidsfiguren, zoals een grootouder of oppas, zelfs onder de ongunstigste gezinsomstandigheden een compenserende werking hebben.” ( intern werkmodel, Bowlby)
Verkennen (doktertje spelen, vadertje en moedertje, …) => minder openbaar, want sommige ouders laten merken dat ze dit niet goed vinden voor kindjes Behoefte aan lichamelijk contact is er nog, maar kan zich manifesteren => jongens willen niet geknufeld worden omdat ze jongens zijn (aan elkaar trekken, duwen, ..) Vragen niet negeren => ze pikken toch maar op wat ze nuttig en zinvol achten Fallische fase: aandacht naar geslachtsdelen => genitale fase! Interesse in geslachtsdelen en verschil tussen meisje en vrouw en jongen en man Verschil van ontwikkeling tss jongens en meisjes: kleuterjongen: oedipale crisis die moet opgelost worden Voelt zicht aangetrokken tot moeder, maar ziet vader als persoon die in de weg staat Kind denkt dat papa penis zal afsnijden = castratieangst en zoekt toenadering tot papa (als oplossing, +/- 6 j) kleutermeisje: fallische crisis Mist penis en wil die ook => penisnijd Ze geeft moeder de schuld en zoekt aandacht van vader op (=> gemis stelpen) Maar moeder staat tussenbeide: elektracomplex Kind gaat zich ook met moeder intensifiëren en gaat zo latentiefase in
Kleuter heeft eigen willetje => willetje van de peuter is nu een positief willen ipv niet willen! - Geef aan dat je het positief taakbewustzijn ook ziet in de manier waarop kleuters graag willen ‘meehelpen’ wanneer de volwassene wil gaan afwassen, stofzuigen, timmeren of andere huishoudelijk werkjes wil verrichten.
Werken de kleuters aan de taak zolang ze die taak leuk vinden? Of zetten ze door, wordt het resultaat belangrijker en brengen ze de taak tot een goed einde? De jonge kleuter werkt enkel aan een taak zolang die leuk is. Pas aan het einde van de kleuterperiode is er sprake van taakbereidheid of werkrijpheid en weet de kleuter een taak tot een goed einde te brengen. Het resultaat wordt dan belangrijker dan het leuke van de activiteit zelf.
Kinderen hebben het nodig om zich steeds zelfstandiger te voelen, maar moeten ook leren waar de grenzen liggen. => Schuldgevoel kan een eigen leven beginnen leiden en invloed hebben op de persoonlijkheidsontwikkeling.
Morele dilemma: Moet Heinz stelen? Vrouw dodelijk ziek, 1 medicijn kan haar genezen dat door 1 apotheker wordt verkocht: vraagt woekerwinsten, Heinz kan dit niet betalen Niveau 1 (peuter/kleuter): Neen, want gevangenis. Niveau 2 (lagereschoolkind): Neen, want stelen is tegen wet. Niveau 3 (adolescent/volwassene): Ja, want mensenleven is belangrijker
Model van Kohlberg: op basis van cogn.ontw Piaget: 6 stadia: volgorde ligt universeel vast: elk stadium vergt cogn.vooruitgang: hogere vorm van redeneren dan voorgaande, fase overslaan kan niet, fase niet bereiken kan wel (hoogste stadium enkel bereikbaar voor grote denkers) 3 fasen + 2 subfasen Preconventionele fase (peuter/kleuter) 1. Strafvermijding 2. Beloning nastreven Conventionele fase (lagereschoolkind): alg. Gedragscodes, normen waaraan mensen zich mogen houden 1. Personen uit directe omgeving (ouders,lkr, jeugdleiding) 2. Grotere sociale systemen (wet, rechtbank, leeftijdsgroep, nationale overheden, werkgevers): puberteit Postconventionele fase (adolescent/volwassene): welke waarde in situatie doorslag, prioriteiten Kleutergeweten: kan nog geen onderscheid maken tussen goede-slechte bedoeling/daad: kind helpt afwassen: breekt 5 kopjes, ander kind neemt stiekem snoepje: breekt 1 kop (kleuter zegt dat kind dat 5 kopjes breekt stoutst is) Kritiek op lineaire opeenvolging: oordeel laten afhangen van situatie, iedereen oordeelt weleens volgens hoger/lager stadium dan verwacht
Geef nog extra voorbeelden van een reactie op niveau 1: Bvb. John helpt moeder bij het afwassen en breekt 5 kopjes versus Tom breekt 1 kopje als hij stiekem snoep uit de kast steelt. Wie is het stoutst? Volgens kleuters is John veel stouter dan Tom, want John breekt meer kopjes. Voor de kleuter telt het resultaat. Hij gaat niet kijken naar de intentie. Geef nog extra voorbeelden van een reactie op niveau 2: Bvb. De leerkracht had de leerlingen wijsgemaakt dat ze een hele dag taaloefeningen zouden gaan maken, terwijl er een leuk uitstapje naar het bos op het programma stond. Een leerling reageerde toen met: ‘ Juf, je mag niet liegen zegt mijn papa ’ . Of: Aan tafel wordt er nooit met beide ellebogen op de tafel gezeten, terwijl dit in de klas geen probleem lijkt. ‘ Van mijn juf mag dat wel ... mag ik het dan ook van jou? ’ Geef nog extra voorbeelden van een reactie op niveau 3: Bvb. De dokter ontdekt bij een volwassene een gezwel dat operatief verwijderd moet worden. Tegen je 80-jarige vader zeg je dat je twee dagen op vakantie bent, terwijl je eigenlijk naar het ziekenhuis moet. Je wilt hem niet vertellen over de operatie omdat je hem niet ongerust wilt maken. Tot nu toe is imers nog niet duidelijk of het gezwel goed- of kwaadaardig is. Je liegt dus, maar om bestwil. Geef aan dat op de theorie van Kohlberg veel kritiek gekomen is: De belangrijkste daarvan was dat in heel wat onderzoek de rechtlijnige opeenvolging van de zes stadia niet werd teruggevonden. Kinderen en volwassenen laten hun morele oordelen veeleer afhangen van de situatie en iedereen oordeelt wel eens volgens een hoger of lager stadium dan het stadium dat mag verwacht worden. Verder zou hij een minder goed beeld geven van de morele ontwikkeling bij meisjes. Gilligan biedt hier een alternatief (zie volgende slide).
Leg uit: Gilligan stelt dat jongens ethiek primair zien in termen van algemene principes zoals rechtvaardigheid of eerlijkheid, terwijl meisjes uitgaan van verantwoordelijkheid ten opzichte van individuen en de bereidheid om zichzelf op te offeren om specifieke individuen binnen een specifieke relatie te helpen. Medeleven voor individuen speelt een prominentere rol in het morele gedrag van vrouwen. De vrouwelijke ethiek is meer gericht op individueel welzijn dan op morele abstracties. Sommige onderzoekers menen echter dat de genderverschillen niet zo uitgesproken zijn als hier wordt aangenomen.
We behandelen een aantal zaken samen
Bewegingsspelen: step, fietjes, zwemmen, klauteren, schommelen, voetballen, … Constructiespel: objecten manipuleren om iets te bouwen/te produceren: cogn, motorische vaardigheden oefenen Regelspel vb zakdoek leggen, 1,2,3 piano, schipper mag ik overvaren,..: sociaal spel: leren beurt afwachten, aan afspraken houden, tegen verlies kunnen toekijkend, solitair, parallelspel neemt geleidelijk af Vanaf 3j: samen spelen: 1st aarzelend, kort, delen vaak probleem Associatief spel : samen bezig, praten, wisselen informatie en ideeën, maar geen gemeenschappelijke taak of doel Coöperatief spel : activiteiten worden op elkaar afgestemd, hier is wel een gemeenschappelijke taak of doel