2. Grenzen in voeding Vanaf het moment dat mensen met elkaar in competitie gaan, wordt door deelnemers geprobeerd de grenzen van het toelaatbare op te zoeken. Het toelaatbare volgens de regels, maar in vroeger tijden toch vooral van het lichaam. Sommige atleten namen middelen die ze meer dood dan levend maakten. Maar wonnen wel!
3. Grenzen in voeding Vanaf het moment dat mensen met elkaar in competitie gaan, wordt door deelnemers geprobeerd de grenzen van het toelaatbare op te zoeken. Het toelaatbare volgens de regels, maar in vroeger tijden toch vooral van het lichaam. Sommige atleten namen middelen die ze meer dood dan levend maakten. Maar wonnen wel! Nu steeds meer stimulerende stoffen verboden worden, wordt er naar een alternatief gezocht. Zo wordt er veel energie gestoken in het balanceren van sportvoeding. We weten inmiddels al heel wat over de effecten van voedingsstoffen, vitamines en aminozuren op sportprestaties. Aangepaste voeding voor sporters is tegenwoordig dan ook heel normaal. Niemand rijdt de Tour de France op een appel en een banaan. Dat gaan we vandaag zien.
4. Al in de derde eeuw voor Christus slikken atleten bij de Olympische Spelen in de Griekse Oudheid paddenstoelen om zo beter te kunnen presteren.
5. Later, tijdens grootse spektakelstukken in het Romeinse Colosseum, gebruiken de gladiatoren pep-middelen om vermoeidheid en blessures te verhelpen.
7. De marathon van de Olympische Zomerspelen van 1904 wordt gewonnen door de Amerikaan Thomas Hicks. Maar hij wint niet zonder hulp van buitenaf. Als Hicks het tijdens de zware tocht moeilijk krijgt, is zijn trainer er om hem te helpen. Hoe?
8. Door een goed glas brandy en… het inspuiten van een milligram rattengif!
9. Vlak voor de finish, als Hicks echt niet meer kan, krijgt hij een tweede shot. Uiteindelijk wint de Amerikaan de race, maar komt hij meer dood dan levend de finish over.
10. Je kunt het je nu niet meer voorstellen, maar vroeger werd het gebruik van rattengif best normaal gevonden. Men hield zich niet echt bezig met de gezondheid van de sporters en of het allemaal wel eerlijk was. Anders hield je het toch niet vol?
11. En Hicks zelf? Die leefde nog zestig jaar, maar deed nooit meer aan atletiek.
12. In de Tweede Wereldoorlog wordt aan Amerikaanse en Engelse soldaten op grote schaal amfetamine, oftewel speed, uitgedeeld. Na het innemen van de speed kunnen ze de pijn, vermoeidheid en de angst weer even de baas.
13. Zo worden ze nog strijdlustiger. En kunnen fighter-piloten langer in de lucht blijven. Speed vervangt daarmee cocaïne, dat in de Eerste Wereldoorlog veel werd gebruikt. Veel soldaten kwamen in 1918 terug van het front met een cocaïne verslaving.
14. De gedachtes over het innemen van stimulerende stoffen zijn na de Tweede Wereldoorlog wel veranderd. Tegenwoordig is er een heuse dopinglijst, met alle middelen erop, die topsporters niet mogen innemen.
15. Een stof wordt doping genoemd als het prestatiebevorderend én schadelijk voor de gezondheid is. Met een banaan eten voor je wedstrijd is dus niks mis.
16. Het verbeteren van sportprestaties wordt nu steeds meer geprobeerd door het heel precies afstemmen van de voeding. Een goede voeding is bepalend voor hoe goed je presteert. Speciale sportvoeding is tegenwoordig heel normaal en kun je onderscheiden in geestelijke sportvoeding en lichamelijke sportvoeding.
17. Een goed voorbeeld van geestelijke sportvoeding is koffie. De werkzame stof in koffie is cafeïne. Deze stof wordt snel in het bloed opgenomen en heeft een vochtafdrijvende werking. Hierdoor word je alerter, voel je je minder moe en verkort je reactietijd.
18. Volgens sommigen is cafeïne het meest gebruikte stimulerende middel in sport. Duursporters gebruiken de stof om de vermoeidheid tegen te gaan, sprinters om de reactietijd te verminderen en krachtsporters om de maximale kracht te doen toenemen.
19. Ook in cola zit cafeïne. De precieze hoeveelheid voor gewenste effect verschilt van persoon tot persoon, maar in gematigde hoeveelheid heeft het een positief effect.
20. Daarom is cafeïne geen doping. Daarvoor moet er een combinatie van prestatieverbetering én gezondheidsschade zijn.
21. Bij grotere hoeveelheden cafeïne treedt er wel gezondheidsschade op, maar bij die doseringen draait het effect op de sportprestatie juist om. Het werkt dan negatief. Daarom hoort cafeïne niet op de dopinglijst.
23. Schakers! Met schaakpartijen van soms wel zeven uur, is cafeïne de perfecte drug. Vladimir Kramnik, grootmeester en wereldkampioen van 2000 tot 2006 moet altijd een glaasje cola bij zijn bord hebben.
24. Fysieke sportvoeding wordt de laatste jaren steeds serieuzer genomen. Sportvoeding houdt in dat je je eten en drinken zo samenstelt, dat je tot goede sportprestaties kunt komen.
25. En wat je precies moet eten, hangt af van de sport die je doet. Moet je explosief zijn, zoals bij de 100 meter sprint, of ga je een marathon lopen?
26. Bij duursporten als hardlopen, fietsen en zwemmen is het toverwoord koolhydraten. Ze zitten in granen, aardappelen, rijst en fruit.
27. Koolhydraten worden in je lichaam omgezet in glucose, en glucose wordt via je bloedbaan vervoerd naar je spieren en je lever, waar het wordt omgezet in glycogeen. Glycogeen is de brandstof voor je spieren en organen.
28. Dit is een foto van de marathon van Helsinki. Er worden aardappelpartjes uitgedeeld aan de lopers.
29. Een goed voorbeeld van het belang van sportvoeding is te vinden in de Tour de France. Niemand rijdt drie weken Tour de France op een banaan.
30. Energiebalans is heel erg belangrijk voor de renners: ze moeten net zoveel innemen als ze gebruiken. Als ze dat niet doen, zijn ze erg vatbaar voor ziektes door de zware inspanning. En met een neusverkoudheid heb je al bijna geen kans meer om te winnen.
31. Wielrennen is een duursport waarbij vaak grote hoeveelheden energie worden verbruikt. Het gemiddelde energieverbruik kan bij toprenners worden geschat op 1500 kcal/uur.
32. In de Tour de France werd zelfs een maximum van 9000 kcal/dag gemeten tijdens zware bergritten. Dat is het normale energieverbruik van vier volwassen mensen!
33. Een tourwielrenner moet dus ook vier keer zoveel eten. Tegenwoordig is de catering voor de renners een stuk beter geregeld dan vroeger. De wielerploegen hebben tegenwoordig mobiele keukens die van etappe naar etappe reizen. De hongerklop zie je dan ook bijna niet meer.
34. Om genoeg calorieën binnen te krijgen moet een Tourrenner flink dooreten! Ontbijt : Een banaan, 150 gram pasta, 150 gram muesli, 200 ml melk, een croissant, 250 gram gemengd fruit, jus d’orange, koffie en water. Voor de race : 150 gram pasta en veel water.
35. Tijdens de race : Vier energie-repen, vier energy gelpacks, twee boterhammen met vleeswaren en twee plakken cake. Na de race , direct in de bus : Weer een boterham met vleeswaren, water, herstellende drank, energiereep en twee snoepjes.
36. Avondeten, direct in het hotel : 250 gram pasta, 250 gram gemengde groenten, een halve kip, bijna een halve liter yoghurt, vers fruit en water. Snacks : Chocolade of ander snoep.