Deze presentatie geeft de recensies over het boek: Evolutie, wetenschappelijk model of seculier geloof onder de redactie van Alfred Driessen en Gerard Nienhuis. De meeste daarvan zijn op internet verschenen.
1. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 1
recensies
in pers
en internet
2. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 2
3. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 3
René Fransen (Nederlands Dagblad 1-10-2010) I
Het Darwinjaar is al een tijdje voorbij, maar de vragen
rondom schepping en evolutie blijven de gemoederen
bezighouden. De natuurkundigen Alfred Driessen en
Gerard Nienhuis, beiden geïnteresseerd in de verhouding
tussen geloof en wetenschap, hebben daarom een boekje
uitgegeven dat volgens de ondertitel een „pleidooi voor
intellectuele bescheidenheid‟ wil zijn. Vijf van de zes
bijdragen aan het boek zijn gebaseerd op lezingen, tijdens
het Darwinjaar gehouden in het Leidse Museum Naturalis
en voor het r.k. Studentenpastoraat in Amsterdam.
VU-bioloog Nico van Stralen zet in het eerste stuk de bewijzen voor evolutie
uiteen. Zijn conclusie is dat dit bewijs overweldigend en overtuigend is, maar dat
evolutie niet misbruikt moet worden voor het verdedigen van een atheïstisch of
religieus wereldbeeld.
De twee volgende hoofdstukken zijn voor de natuurkundigen Driessen en
Nienhuis, die beiden ingaan op de beperkingen die wetenschappelijke kennis
biedt. Het is bijvoorbeeld fundamenteel onmogelijk te bewijzen of een proces als
evolutie gebaseerd is op toeval of ontwerp. Ook zij vinden dat zowel gelovigen
als ongelovigen de (evolutie)wetenschap niet moeten misbruiken om hun eigen
standpunt te rechtvaardigen.
4. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 4
René Fransen (Nederlands Dagblad 1-10-2010) II
Deze eerste drie hoofdstukken geven een goede samenvatting van de
bewijzen voor evolutie en de beperkingen die deze theorie – en de hele
natuurwetenschap – kent. Het zijn de argumenten die het afgelopen
Darwinjaar al op tal van manieren naar voren zijn gebracht. Origineler
zijn de laatste drie bijdragen, van bisschop Everard de Jong, rabbijn Tzvi
Marx en islamoloog Mohammed Ghaly. Zij bezien de evolutietheorie
binnen hun eigen geloofstradities.
De Jong gaat uitgebreid in op het ontstaan van de evolutietheorie, met veel aandacht voor
het doorbreken van het besef dat soorten niet onveranderlijk zijn, iets wat al ruim voor
Charles Darwin gebeurde. Verder behandelt hij problemen die de evolutietheorie in zijn
ogen nog kent. Hij is minder overtuigd van het bewijs voor evolutie dan Van Stralen en stelt
dat met name voor de overgang van aapachtige naar mens een “rechtstreeks ingrijpen van
de Schepper” nodig is, “daar immateriële realiteiten, zoals de menselijke ziel niet door
lichamen kunnen worden voortgebracht”. De Jong verwoord hiermee het inmiddels
vertrouwde Vaticaanse standpunt: evolutie is „meer dan een theorie‟, maar God is nodig
voor het scheppen van de ziel. Zijn redenering over de onvolledigheid van evolutie, waarbij
hij onder meer de gaten in het fossielenarchief aanvoert en flirt met de theorie van intelligent
ontwerp, zal veel biologen als achterhaald voorkomen. De laatste twee bijdragen zijn het
meest boeiend. In het afgelopen Darwinjaar kwamen de joodse en islamitische kijk op
evolutie maar mondjesmaat aan bod. Tzvi Marx, woonachtig in Vught maar internationaal
publicerend over het Jodendom, noemt zichzelf een traditionele jood en rabbijn. Hij gaat
eerst in op de joodse manier om de Torah te lezen. Hoewel de Torah gezien wordt als een
5. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 5
René Fransen (Nederlands Dagblad 1-10-2010) III
boek met een goddelijke oorsprong is het Jodendom een
“interpreterende geloofstraditie”, waarbij elk “goddelijk woord (…)
onderwerp kan zijn van discussie met als doel om het in te passen in de
meest actuele „waarheden‟, zoals een intelligent mens die kan
begrijpen”. In de 11e eeuw stelde rabbijn Shlomo ben Jitschak
bijvoorbeeld dat het scheppingsverhaal in Genesis niets leert over de
tijdsvolgorde van de scheppingshandelingen. Hoe we werden wie we
biologisch zijn is voor Marx geen belangrijke vraag, wel “hoe we kunnen begrijpen wat we
zijn”. Op die laatste vraag kan de evolutietheorie geen antwoord geven: “Zonder een
transcendente betekenis van de menselijke waarde, zou Darwins waarheid ons kunnen
verpletteren.”
Ten slotte behandelt Mohammed Ghaly (docent Islamitische Theologie aan de Universiteit
Leiden) de islamitische reacties op Darwin. Door recente publicaties, bijvoorbeeld over
moslimstudenten aan de VU die weigerden vragen over evolutie te beantwoorden, lijkt die
houding zeer negatief. Ghaly laat zien dat sinds de negentiende eeuw de islamitische visie
op evolutie heen en weer zwaait tussen acceptatie en verwerping. Sommige publicisten
maakten die zwaai zelfs in hun eigen leven. Ook is het bezwaar tegen evolutie soms meer
een politieke of culturele keuze, dan een theologische, aldus Ghaly.
Hij laat in zijn bijdrage vooral zien wat moslimgeleerden hebben gezegd over evolutie, in
boeken en fatwa‟s, niet wat de Koran nu exact zegt of waar eventuele knelpunten tussen
geloof en wetenschap voor moslims kunnen liggen. Dat is jammer, want nu is zijn bijdrage
een beetje een omgevallen boekenkast waaruit hij een aantal meningen vist.
6. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 6
René Fransen (Nederlands Dagblad 1-10-2010) IV
Toch is het goed te zien dat ook binnen de islam tal van genuanceerde
meningen bestaan over de relatie tussen geloof en wetenschap.
Het nut van dit boekje is dat het een goede samenvatting geeft van de
debatten die vorig jaar hebben gewoed, al is dat vooral vanuit het
perspectief van gelovigen die evolutie – zij het soms met enig
voorbehoud - accepteren als een gegeven. De uitwerking van joodse en
islamitische standpunten had meer verdieping verdiend. Nu wordt
bijvoorbeeld onvoldoende duidelijk in hoeverre de ingenomen standpunten kenmerkend
zijn voor deze religies. Dit boek is inderdaad een „pleidooi voor intellectuele
bescheidenheid‟, maar is zelf iets te bescheiden in opzet om echt overtuigend te zijn.
De twee volgende hoofdstukken zijn voor de natuurkundigen Driessen en Nienhuis, die
beiden ingaan op de beperkingen die wetenschappelijke kennis biedt. Het is bijvoorbeeld
fundamenteel onmogelijk te bewijzen of een proces als evolutie gebaseerd is op toeval of
ontwerp.
Deze recensie en de daaropvolgende discussie is te vinden op:
7. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 7
8. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 8
Hoe moet je als gelovige omgaan met evolutie? Is het
dusdanig strijdig met de Bijbel of Koran dat het geheel
verworpen moet worden, zoals de traditionele
creationisten menen? Is evolutie acceptabel, zolang de
mens maar afzonderlijk geschapen is? Kan de mens
lichamelijk wel evolutionaire voorlopers gehad
hebben, maar zijn zijn geestelijke vermogens door God
geschapen, zoals het Vaticaans leert? (...)
Recentelijk is er bij Kok – Kampen een bundel verschenen waarin deze vraag
centraal staat: Evolutie: wetenschappelijk model of seculier geloof. Het doel van
de bundel blijkt uit de ondertitel: een pleidooi voor intellectuele bescheidenheid.
De redactie is in handen van natuurkundigen Alfred Driessen en Gerard
Nienhuis, die beiden zelf ook een bijdrage hebben geleverd. De overige bijdagen
zijn van een bioloog en vertegenwoordigers van de drie grote monotheïstische
religies. In deze recensie wil ik vooral kijken naar waarom het pleidooi uit de
ondertitel nodig zou zijn en in hoeverre de schrijvers de moderne evolutiebiologie
accepteren.
lees verder op:
Bart Klink, 26-10-2010 , I
9. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 9
Voor de eerste schrijver is dat geen probleem. Bioloog prof. Nico van Straalen geeft aan de
Vrije Universiteit onder andere de vakken “evolutiebiologie” en “evolutie van de mens”, die
ik een aantal jaar geleden met veel plezier bij hem gevolgd heb. Hij benadrukt het belang van
evolutie voor het begrijpen van de biologie. Ook wijst hij op de uniformiteit van het leven,
restanten van onze evolutionair geschiedenis in ons lichaam en de vele fossielen als bewijs
voor evolutie, ook voor de evolutie van de mens. Hij beschouwt evolutie dan ook als een feit,
net als vrijwel alle andere biologen wereldwijd.
Wel wijst hij er – mijns inziens terecht – op dat de neodarwiniaanse synthese te simplistisch is. Deze visie
op evolutie, die nog steeds verdedigd wordt door bijvoorbeeld Richard Dawkins, beschouwt evolutie
puur als veranderingen in allelfrequentie gedreven door natuurlijke selectie. Het onderzoek naar
complete genomen (genomics) heeft laten zien de werking van genen – en vooral de stukken DNA die
buiten de genen liggen – veel gecompliceerder is dan tot nu toe is gedacht. Dit maakt de drijvende kracht
achter evolutie complexer, maar laat evenwel onverlet dat evolutie een feit is. Afgezien van een paar
technische details kan ik me goed vinden in wat Van Straalen over evolutie schrijft.
Wat betreft de relatie tussen evolutie en religie lijkt Van Straalen eerst uit te gaan van het NOMA-model
van wijlen evolutiebioloog S.J. Gould. Gould beschouwde religie en wetenschap als twee afzonderlijke
kennisgebieden (Non-Overlapping MAgisteria), die elkaar niet bijten. Van Straalen merkt aan het einde
van zijn stuk echter terecht op dat beide magisteria in de hoofden van mensen bij elkaar moeten komen
en vraagt zich af of een dergelijke scheiding houdbaar is.
Het tweede stuk in de bundel is van de natuurkundige prof. Alfred Driessen, inmiddels met emeritaat.
Op grond van zijn inleiding lijkt hij evolutie te accepteren, al wordt niet duidelijk in welke mate. Als
natuurkundige richt hij zich vooral op de rol van toeval in evolutie. Hij vraagt zich af of “het al dan niet
verwijzen naar toeval een wetenschappelijke conclusie is van een natuurwetenschapper of misschien
eerder het resultaat van een overweging op het metaniveau” (p. 38). Hij laat aan de hand van een
natuurkundig gedachte-experiment zien dat achter schijnbaar toeval toch een ontwerp (Driessen spreekt
over “opzet”) schuil kan gaan. Of iets werkelijk toeval is of slechts die schijn heeft, is voor de
Bart Klink, 26-10-2010, II
10. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 10
natuurkundige dan ook nooit met zekerheid te zeggen, aldus Driessen. Omdat volgens hem
kwantummechanische wetten (waarbij het toeval een centrale rol speelt) een “beslissende rol”
(p. 40) spelen in biologische systemen, staat de bioloog voor hetzelfde probleem als de
natuurkundige hierboven.
Toeval is een woord met meerdere betekenissen, die ook nog eens per wetenschappelijke
discipline kunnen verschillen. Je zou kunnen zeggen dat het begrip toeval in de
evolutiebiologie op twee manieren wordt gebruikt. De eerste (en technische) betekenis is die van de
randomness van mutaties. Daarmee wordt niet bedoeld dat elke mutatie even waarschijnlijk is, noch dat
omgevingsfactoren geen invloed hebben, maar dat mutaties ongericht zijn (Futuyma, 2009: 206). De
mutaties die de ijsbeer wit gemaakt hebben, zijn dus niet ontstaan zodat hij beter aangepast is aan zijn
omgeving. Dit is empirisch te testen, wat ook gebeurd is. Daaruit is gebleken dat mutaties niet gericht zijn
(Futuyma, 2009: 206-207).
Dit speelt ook een rol bij de tweede betekenis, dat het verloop van evolutie contingent is. Dat wil zeggen
dat de evolutie van het leven op aarde ook anders had kunnen lopen dan het gelopen is, in het bijzonder
dat de mens (of een vergelijkbaar wezen) ook niet had kunnen ontstaan (Gould, 1994). Hierbij spelen niet
alleen de ongerichte mutaties een rol, maar ook niet-biologische factoren, zoals inslagen van
hemellichamen, plaattektoniek en klimaatsveranderingen. Het is bijvoorbeeld aannemelijk dat de mens
nooit was ontstaan als een komeetinslag 65 miljoen jaar geleden de dinosauriërs niet had uitgeroeid. Ook
pleit het feit dat onder de buideldieren, ondanks een evolutie van 100 miljoen jaar onafhankelijke
evolutie, nooit een mensachtig dier ontstaan is tegen de onvermijdelijkheid van de mens. Hetzelfde geldt
voor de dinosauriërs, die ruim 150 miljoen jaar bestaan hebben zonder mensachtige trekken te evolueren.
Tot slot pleiten ook de langdurige experimenten met de bacterie E. coli, uitgevoerd door de groep van
Richard Lenski, voor evolutie als contingent proces (Blount et al., 2008).
Natuurlijk is nooit uit te sluiten dat er achter al dit schijnbare toeval een (goddelijk) plan ten grondslag
ligt. Er is echter niets dat in deze richting wijst en genoeg dat op het tegendeel wijst. Het is evenmin uit te
sluiten dat de god Poseidon achter plaattektoniek zit, en zo alsnog aardbevingen veroorzaakt.
Bart Klink, 26-10-2010, III
11. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 11
In beide gevallen moet een redelijk mens de opvatting dat er sprake is van goddelijk opzet
verwerpen op grond van waarschijnlijkheid, niet omdat dit met zekerheid uit te sluiten is. Tot
slot zet Driessen vraagtekens bij het reductionisme in de wetenschap. Omdat onder de term
„reductionisme‟ verschillende dingen verstaan worden en de discussie complex is, ga ik daar
hier verder niet op in. Een probleem met evolutie lijkt het in ieder geval niet op te leveren.
De volgende bijdrage is van de andere natuurkundige, prof. Gerard Nienhuis. Ook hij
accepteert evolutie en schrijft zelfs dat het “aannemelijk [is] geworden dat de geschiedenis van het leven
evenals het leven van een enkel organisme verloopt als een natuurlijk proces, in overeenstemming met
natuurwetten en fundamentele fysische theorieën” (p. 51). Deze natuurwetten kennen geen
doelgerichtheid en evolutie verloopt blind. Hij gaat kort in op een aantal open vragen, maar stelt dat dit
onverlet laat dat “de werkelijkheid beschreven kan worden als een fysisch systeem” (p. 54). Hij
beschouwt natuurwetenschappelijke kennis als de meeste betrouwbare die voor ons toegankelijk is.
Toch stelt hij ook vragen bij het wereldbeeld waarin de wereld wordt opgevat als een fysisch systeem. Hij
stelt bijvoorbeeld de vraag of wij de som zijn van de impulsen in onze hersenen en of een machine kan
denken. Volgens Nienhuis zijn deze vragen niet wetenschappelijk te beantwoorden. Hij beantwoordt ze
ontkennend, zij het met wisselende overtuiging. Een fysisch wereldbeeld aanvaardt hij dus niet, ondanks
het succes van de natuurwetenschappen. Een heldere argumentatie hiervoor geeft hij echter niet. Zijn
afwijzing lijkt vooral gebaseerd te zijn op dat hij zich niet kan voorstellen dat onze geestelijke vermogens
ook onderdeel zijn van deze fysische werkelijkheid, hetgeen volgens hem leidt tot absurditeiten.
Nienhuis besluit met de stelling dat de mens meer is dan zijn lichaam: “de directe ervaring van het leven
en ons bewustzijn daarvan, de beleving van het wonder van het bestaan, van de geborgenheid van liefde
en vriendschap, het geraakt worden door poëzie en muziek, dat alles komt niet to zijn recht in de
natuurwetenschappelijke beschrijving”. Natuurlijk is een natuurwetenschappelijke beschrijving wat
anders dan een ervaring, maar dat betekent niet dat deze ervaringen niet wetenschappelijke verklaard
kunnen worden, noch dat ze een fysisch wereldbeeld tegenspreken. Juist de neurowetenschappen geven
steeds vergaandere fysische verklaringen voor deze ervaringen (Swaab, 2010).
Bart Klink, 26-10-2010, IV
12. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 12
Dit doet uiteraard niets af aan de emotionele en existentiële waarde hiervan.
Het meeste is te zeggen over het stuk van bisschop Everard de Jong. Niet alleen omdat zijn
stuk ruimschoots het langst is, maar vooral omdat hij evolutie het minst accepteert. De Jong
begint met een geschiedenis van het evolutionaire gedachtegoed, waarin hij benadrukt dat het
idee dat soorten veranderlijk zijn al door meerdere denkers voor Darwin geaccepteerd was.
Dit lijkt mij een prima stuk, waaruit duidelijk blijkt dat Darwins theorie niet uit de lucht is
komen vallen. Tot slot schetst hij in dit deel van zijn stuk in grote lijnen het huidige denken over de
evolutionaire geschiedenis van de mens, waar ook weinig mis mee is. Vervolgens gaat hij over tot de
“problemen met de evolutietheorie” (p. 86), waarbij helaas heel veel misgaat. Ik beperk mij hier slechts tot
enkele belangrijke punten.
Het begint al met de ronduit creationistische claim dat overgangsvormen ontbreken en dat deze
“problematiek nog even groot [is] als in Darwins tijd” (p.86). Hij beweert dat er " niet slechts “een
„missing link‟ [is] tussen de aap en de mens, maar ook tussen vele andere soorten!” (p. 87). Het is mij een
raadsel hoe hij dit kan beweren, want op de pagina‟s hiervoor heeft hij een groot deel van deze
overgangsvormen uit de evolutionaire geschiedenis van de mens nog beschreven! Hij refereert zelfs aan
een uitstekend boek over humane evolutie, waarin al deze fossielen tot in detail beschreven worden
(Cela-Conde & Ayala, 2007). Heeft hij dit wel gelezen? Ook vele andere evolutionaire transities zijn goed
gedocumenteerd (Prothero, 2007). Dit wil overigens niet zeggen dat alle overgangen even goed
gedocumenteerd zijn – fossilisatie blijft een zeldzaam proces en lang niet alle fossielen zijn gevonden –
maar het is duidelijk dat dit klassieke creationistische „argument‟ slechts gebaseerd is op onwetendheid.
Overigens is de term „missing link‟ achterhaald en misleidend. Ook zijn vele gevallen van soortvorming
(speciatie) waargenomen en is goed bekend hoe dit werkt (Coyne & Orr, 2004; zie ook hier).
Helaas is De Jong ook gevallen voor de „argumenten‟ van de intelligent design-beweging: “Slechts uiterst
zelden wordt een poging gedaan concrete moleculaire en celbiologische mechanismen evolutionair te
verklaren.” (p. 92). Blijkbaar is De Jong niet op de hoogte van de relevante literatuur, want die pogingen
zijn er genoeg (zie voor enkele voorbeelden Young & Edis, 2004; Miller 1999).
Bart Klink, 26-10-2010, VI
13. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 13
Intelligent design is niet alleen door de wetenschappelijke wereld verworpen, het heeft ook
gefaald in de rechtszaal. Zelfs De Jongs eigen Vaticaan moet niets hebben van deze
pseudowetenschappelijke stroming.
Ook vraagt hij zich af “hoe en met name waarom” organismen zich aanpassen (p. 92-93). O
rganismen passen zich niet (zelf) aan, maar bepaalde varianten in een populatie zijn beter
aangepast aan veranderende omstandigheden dan andere, waardoor deze meer nageslacht
zullen krijgen, met adaptatie tot gevolg. Dit is basiskennis evolutiebiologie. Vragen naar het waarom
hiervan is net zo onzinnig als vragen naar hoe zandkorrels weten of ze wel of niet door de gaatjes in een
zeef moeten vallen. De vraag waarom “een gen, organisme of levend wezen wil overleven”, veronderstelt
dan ook geen doeloorzakelijkheid (p. 93); degenen die dit niet „wilden‟ hebben geen nageslacht gekregen
en zijn daardoor simpelweg uitgestorven.
Uit het laatste deel blijkt waar het grootste pijnpunt voor De Jong zit: de evolutie van de mens. Hij meent
dat het onderscheid tussen de nu levende mensen en apen niet slechts gradueel is, maar wezenlijk (p.
100). Als dit al zo is, geldt het in ieder geval niet voor onze evolutionaire voorouders. De
ontstaansgeschiedenis van de mens laat continuïteit zien, zoals onder andere blijkt uit de geleidelijke en
continue toename in schedelinhoud. Ook ontpopt De Jong zich als een ware dualist: “De ziel van de mens
is immers de drager van immateriële werkingen, het denken en de vrije wil, en kan als zodanig niet
ontstaan zijn uit om het even welk materieel substraat van eicel en zaadcel van een primaat.” (p. 100). Dit
dualisme is door de neurowetenschappen achterhaald en ook in de philosophy of mind vrijwel
uitgestorven. Wij zijn ons brein (Swaab, 2010), en ook dat brein heeft een evolutionaire geschiedenis, zoals
een tijd geleden ook in een redactioneel commentaar van het gerenommeerde wetenschapsblad Nature
werd opgemerkt. De Jong lijkt vooral moeite te hebben met de implicaties van evolutie voor onze moraal
(p. 101-103), zowel met de verklaring als de normering daarvan. Hier is zeer veel over gepubliceerd, maar
De Jong lijkt totaal niet op de hoogte te zijn van de ontwikkelingen op dit gebied. Ik zou hem dan ook
gaarne de boeken van Frans de Waal (waaronder De Waal, 2006; zie ook hier) en de reeks colleges
hierover van Herman Philipse (Philipse, 2008) willen aanraden ter introductie.
Bart Klink, 26-10-2010, VII
14. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 14
De Jong concludeert over de verhouding tussen wetenschap en geloof “dat we aan de keizer
moeten geven dat wat van de keizer is, en aan God wat van God is” (p. 106). Na het lezen van
De Jongs stuk kwam ik tot een andere conclusie: schoenmaker, blijf bij je leest. De Jong heeft
duidelijk te weinig kennis van de moderne evolutiebiologie om hier zinnige uitspraken over
te doen.
De vertegenwoordiging van het jodendom is in handen van rabbijn dr. Tzvi C. Marx. Hij
benadrukt dat het jodendom een interpreterende geloofstraditie heeft. Als het nodig is, wordt de
interpretatie van teksten bijgesteld (p. 114). Volgens hem hoeven joden dan ook geen probleem met
evolutie te hebben. Hij legt ook uit hoe verschillende rabbijnen de scheppingsteksten uit de Thora geduid
hebben. Toch blijkt later helaas dat deze acceptatie tegenvalt.
Hij spreekt van een "categorische discontinuïteit" als we de identiteit van mens en dier vergelijken (p.
121). Daarna zegt hij zelfs: "Waar het de geestelijke dimensie betreft is elke veronderstelde continuïteit
hier zeker absurd." Blijkbaar is ook rabbijn Marx - net als bisschop De Jong - niet op de hoogte van het feit
dat het fossielenbestand juist heel duidelijk een continuïteit laat zien. Dit geldt ook voor de geestelijke
vermogens, want die zijn meegeëvolueerd met het brein. Hij meent dat dieren "geen reflectie, geen
dialoog, geen morele verantwoordelijkheid, en geen geestelijke binding kennen" (p. 121-122). Blijkbaar is
ook hij niet op de hoogte van het moderne ethologisch onderzoek, dat laat zien dat deze eigenschappen
ten minste in rudimentaire vorm bij een aantal andere dieren die nu leven aanwezig zijn. Bij onze
evolutionaire voorlopers waren ze zeker aanwezig.
Het laatste stuk is van islamoloog dr. Mohammed Ghaly, die weergeeft hoe er in de islamitische wereld
gekeken wordt naar evolutie. In Nederland is de ervaring vooral negatief, zoals blijkt uit sommige
moslimstudenten aan de VU die weigeren evolutie te accepteren. Ze beroepen zich hierbij vaak op het
werk van Harun Yahya, een binnenhuisarchitect die vooral de creationistische 'argumenten' van de
christenen in een islamitisch jasje steekt. Het werk van hem schijnt echter nauwelijks bekend te zijn onder
moslimgeleerden (p. 142). Ook Belgische moslims blijken problemen te hebben met de evolutietheorie.
Ghaly wil met zijn stuk vooral kijken in hoeverre deze afwijzing ook onder moslimtheologen voorkomt.
Bart Klink, 26-10-2010, VIII
15. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 15
Een volledige vertaling in het Arabisch van Darwins hoofdwerk was er pas in 1964. De
kennismaking van de islamitische wereld met Darwin theorie was er echter al eerder en ging
via Arabische christenen die geneeskunde gestudeerd hadden en positief waren over Darwins
theorie. Daarop volgde discussies over de theologische implicaties van de evolutietheorie.
Sinds die tijd zijn er moslimgeleerden die menen dat de theorie wel te verenigen is met de
islam en geleerden die het tegendeel beweren. Ghaly laat van beide groepen enkele
voorbeelden zien. Opmerkelijk genoeg blijken beide groepen zich op Koranverzen te beroepen. Helaas
wordt niet duidelijk in welke mate de moslimgeleerden die evolutie accepteren dat doen. Vooral de
evolutie van de mens - en in het bijzonder zijn geestelijke vermogens - blijkt voor gelovigen vaak het
struikelblok te zijn, zoals we hierboven al gezien hebben.
Ghaly besluit met te stellen dat de VU-studenten die evolutie verwerpen niet goed op de hoogte zijn van
de islamitische traditie. Hij beschouwt hen als de kleine minderheid die evolutie in toto afwijst. Ghaly
schrijft naar aanleiding van een klein onderzoek echter ook: "De overgrote meerderheid van de studenten
aanvaardde de micro-evolutie, maar had bezwaren tegen macro-evolutie en tegen de opvatting dat de
mens van de aap zou afstammen." (p. 141). Studenten meenden ook dat er geen conflict bestaat tussen
wetenschap en de islam. Deze onderzoeksresultaten laten echter juist zien dat er wel degelijk een conflict
bestaat, want macro-evolutie en de evolutie van de mens zijn wezenlijke onderdelen van de
evolutiebiologie. Ook internationaal is de acceptie van evolutie onder moslims laag (Hameed, 2008). Het
lijkt er dan ook op dat Ghaly de problematiek bagatelliseert in zijn stuk, of niet doorheeft wat een
volledige acceptatie van evolutie behelst.
Als de laatste drie schrijvers uit deze bundel een representatief beeld geven van hun religies – hetgeen
volgens mij aardig het geval is – vrees ik dat een volledige acceptatie van evolutie nog steeds ver weg is.
Wie evolutie tout court accepteert, moet niet alleen accepteren dat er geen lichamelijke discontinuïteit is
tussen de mens en zijn evolutionaire voorlopers, maar ook geen geestelijke. Dit lijkt vooral het pijnpunt te
zijn. Ook geestelijke vermogens die ooit als puur menselijk gezien werden, blijken in meer of mindere
mate bij andere dieren voor te komen, en zijn zeker aanwezig geweest bij onze evolutionaire voorlopers.
Bart Klink, 26-10-2010, IX
16. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 16
Dit kan ook moeilijk anders, want ze zijn afhankelijk van ons geëvolueerde brein. Hoe
verheven de mens zichzelf ook ziet, hij moet zijn afkomst niet verloochenen, juist niet omdat
die vaak nog zo duidelijk aanwezig is, al dan niet latent.
Darwin sloot zijn magnum opus af met de woorden: “There is grandeur in this view of life,
with its several powers, having been originally breathed into a few forms or into one; and that,
whilst this planet has gone cycling on according to the fixed law of gravity, from so simple a
beginning endless forms most beautiful and most wonderful have been, and are being, evolved.” Er is
geen groter pleidooi voor bescheidenheid mogelijk dan het besef dat wij, ondanks onze lange en
tumultueuze evolutionaire geschiedenis, als enig dier de mogelijkheid hebben om onze eigen herkomst te
overpeinzen.
Referenties
Blount, Z.D., Borland, C.Z., Lenski, R.E.. (2008) " Historical contingency and the evolution of a key innovation in an
experimental population of Escherichia coli.", Proceedings of the National Academy of Sciences, 105(23):7899-906
Cela-Conde, C.J.; Ayala, F.J. (2007). Human evolution: trails from the past, Oxford UP.
De Waal, F.B.M. (2006). Primates and philosophers: how morality evolved, Princeton UP.
Futuyma, D. (2009). Evolution, 2nd ed., Sinauer Associates Inc.
Hameed, S. (2008). "Science and religion. Bracing for Islamic creationism." Science, 322:1637-8.
Gould, S.J. (1994) "The evolution of life on the earth.", Scientific American, 271(4):84-91
Miller, K.R. (1999). Finding darwin‟s god, HarperCollins.
Philipse, H. (2008). Ethiek en Evolutie: Een hoorcollege over de geschiedenis, biologie, filosofie en antropologie van de
moraal, Home Academy.
Swaab, D.F. (2010). Wij zijn ons brein: van baarmoeder tot alzheimer, Uitgeverij contact.
Young, M.; Edis, T. (2004). Why intelligent design fails: a scientific critique of the new creationism, Rutgers UP.
genomen van :
Bart Klink, 26-10-2010, X
17. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 17
Reactie van ds Ad Alblas I
Reactie op ‘ Evolutie: wetenschappelijk model of seculier geloof’ 29-10-2010
tijdens de boekpresentatie in Naturalis, Leiden
Het is me een vreugde en eer om als voorzitter van de Raad
van Kerken in Leiden een eerste exemplaar te mogen
ontvangen van deze bundel.
Als mede-initiatiefnemer van het symposium over
„schepping en evolutie‟ op 13 maart vorig jaar hier in
Naturalis, ben ik prof. Alfred Driessen en prof. Gerard Nien-huis
uitermate dankbaar voor het verder doordenken en toegankelijk maken van dit
belangwekkende thema in de bundel die vandaag wordt gepresenteerd.
De bundel bevat bijdragen van enerzijds biologen en natuurwetenschappers en
anderzijds theologen uit de drie Abrahamitische godsdiensten. Daarmee zijn
denk- en belevingswerelden bijeen, die heftig met elkaar in conflict zijn
geraakt.
De heftigheid ervan, verklaart Driessen in zijn inleiding, wordt veroorzaakt
doordat „in de theorie van de evolutie de meest essentiële vragen worden
behandeld, die naar onze oorsprong en bestemming‟. Daarmee zijn we niet
langer op het domein van de biologie of natuurwetenschap, maar op dat van
de geesteswetenschap en geloof.
18. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 18
Reactie van ds Ad Alblas II
Driessen bepleit de grens tussen die beide zorgvuldig te bewaken. Was dat op
30 juni 1860 gebeurd, dan zou het debat tussen de Anglicaanse bisschop
Wilberforce en de Darwinist Huxley waarnaar van Straalen verwijst anders
gelopen zijn. De bis-schop bestreed in Oxford Darwins theorie vanwege
„gebrek aan bewijs‟, trad daar-mee buiten zijn eigen vakgebied en zette de
grimmige toon voor de discussie tussen evolutie en religie. Deze bundel laat
zien dat het anders kan.
Is het wel nodig die tegenstelling zo sterk in te zetten? Op die vraag geeft elk van de
schrijvers een doorwrocht antwoord. Bij het lezen was ik blij een ouderwetse HBS-b
opleiding genoten te hebben met een voortgezette studie theologie. Beide registers had
ik nodig bij het lezen. Wat m.i. een meer populaire vertolking van de bijdragen zou
rechtvaardigen, om deze rijkdom aan gedachten toegankelijker te maken voor de vele
gesprekspartners over dit belangwekkende onderwerp.
Bijzonder verhelderend was het voor mij om de scheiding scherp en onderbouwd voor
ogen te krijgen, met Van Straalen:”Wetenschap gaat over hoe de natuur in el-kaar zit;
religie heeft daar niets over te melden. Omgekeerd houdt de wetenschap zich niet bezig
met zaken als naastenliefde, inspiratie en spiritualiteit”.
Grensoverschrijdingen zijn enerzijds Dawkins The God Delusion met wetenschappe-
lijke argumenten, die beogen aan te tonen, dat het uiterst onwaarschijnlijk is, dat er een
God bestaat. Anderzijds creationistische gedachte met een claim vanuit (een let-terlijke
interpretatie van) Bijbelteksten op het terrein van de wetenschap.
Toch gaat Van Straalen niet mee met de gedachte dat een scherpe scheiding de beste
manier is om met de tegenstelling religie en evolutie om te gaan.
19. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 19
Reactie van ds Ad Alblas III
Een overlap acht hij onvermijdelijk, omdat „in het hoofd van mensen die in de
maatschappij met zowel wetenschap als religie te maken hebben de beide
magisteria bij elkaar komen‟. Juist dit overlappende veld is „het spannende
terrein waar met respect voor het an-dere standpunt veel geleerd kan worden
over de aard van de menselijke natuur‟.
Nienhuis schildert het ontstane materieel-fysische wereldbeeld en verkent de
consequenties ervan. Een schrikwekkende is, dat vanuit de evolutie bezien het bestaan
slechts het resultaat is van een blinde en onbedoelde ontwikkeling. Vrijheid van han-
delen en ethiek is dan een illusie en het bestaan geldt dan als zinloos. Nienhuis neemt die
consequentie niet voor zijn rekening en concludeert dat „de vragen naar de zin van het
leven niet wetenschappelijk te beantwoorden zijn. Ze zijn het domein van
levensovertuigingen, van religie en godsdienst‟.
Een scherpe scheiding tussen de beide domeinen voorkomt heilloze en zelfs desas-treuze
conclusies buiten het eigen domein. Vanuit dit startpunt laat ik me door Van Straalen
uitdagen om in het overlappende veld te vertoeven.
De auteurs De Jong, Marx en Ghaly verkennen de mogelijkheden daartoe vanuit
christendom, jodendom en de islam. Met hun heldere analyses kunnen gelovige we-
tenschappers en wetenschappelijk geïnteresseerde gelovigen hun winst halen.
Marx laat als vertegenwoordiger van de oudste van de Abrahamitische godsdiensten
zien dat „het jodendom vanaf het allereerste begin een interpreterende traditie is‟ en met
Rasji leert men de verhalen over de schepping niet letterlijk te interpreteren.
Mohammed Ghaly toont in zijn bijdrage aan, dat in de jongste Abrahamitische gods-
dienst de worsteling met Darwin doorgaans niet in diens nadeel uitvalt.
20. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 20
Reactie van ds Ad Alblas IV
De Jong biedt een breed informatief overzicht over de gedachten over evolutie
vóór Darwin. Uitdagend tast hij in de geschetste overlap de grenzen af. „We
lijken er wel-haast niet aan te kunnen ontkomen om in de natuur hogere
krachten aan het werk te zien; wellicht komen we er zelfs toe om een hoogste
principe aan te nemen, van een Schepper‟. Bij dat „wellicht‟ begeven we ons op
de grens, lijkt me. Maar dat is geen reden om ons direct terug te trekken.
Niemand minder dan Darwin zelf schreef: „ik ben niet bevredigd als ik dit geweldige
universum zie en in het bijzonder de aard van de mens, en dan concludeer dat dit alles
het resultaat is van brute kracht. Ik voel ten diepste dat het hele onderwerp te diep is
voor het menselijk intellect‟.
De bundel daagt uit zich moedig te begeven in dit spannende veld waarin geloof en
wetenschap, religie en biologie, scheppingsgeloof en evolutiedenken elkaar treffen.
Moedig: omdat religie en theologie geen angst hoeven te koesteren ten opzichte van het
voortschrijdend inzicht van de wetenschap. Zoals paus Johannes Paulus II het
stelde:”thruth cannot contradict thruth”. Spannende veld: omdat de naar zingeving
zoekende mens aan een gesloten deur klopt bij de evolutie. Deze biedt aanzetten tot een
„seculier wereldbeeld‟ , maar niet tot een „seculier geloof‟, als oriëntatiepunt voor ethiek
en zingeving. En: „In het hoofd van mensen komen die beide bij elkaar‟…
Ik ben de schrijvers van deze bundel zeer erkentelijk, dat ze mij en vele anderen op het
schaduwachtige terrein van geloof en wetenschap vergezellen en voorgaan.
21. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 21
22. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 22
Gisteren was ik bij de presentatie van de bundel
“Evolutie: wetenschappelijk model of seculier geloof”,
die ik op mijn eigen site ook gerecenseerd heb. De
presentatie werd gehouden in het natuurhistorisch
museum Naturalis te Leiden, een toepasselijke locatie.
De middag werd geopend door de algemeen directeur
van Naturalis Bert Geerken, die het woord overdroeg
aan de dagvoorzitter en een van de twee redacteurs van het
boek, Gerard Nienhuis. Daarop vertelde de andere redacteur, Alfred Driessen wat
over de totstandkoming van de bundel. Vervolgens kwamen Van Straalen en De
Jong aan het woord om een kort betoog te houden. Hierin was ik vooral
geïnteresseerd omdat ik hen beiden ken: bij Van Straalen heb ik twee vakken over
evolutie gevolgd en als student-assistent gewerkt en met De Jong was ik al eens in
debat geweest over de Bijbel.
Het boek werd in ontvangst genomen door ds. Ad Alblas, voorzitter van de Raad
van Kerken in Leiden en Cees Dekker, hoogleraar nanotechnologie te Delft. De
laatste is een bekende in dit debat, eerst als verdediger van intelligent design en
later als voorstander van theïstische evolutie. Hij was erg blij met het boek en
hoopt op een vervolg met meer aandacht voor de theologische implicaties van het
accepteren van evolutie.
Bart Klink, verslag boekpresentatie 30-10-2010, I
23. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 23
Alblas was tevens blij met het boek en gaf te kennen er
gefascineerd te zijn door de gebieden waar wetenschap en
geloof elkaar raken.
Na afloop kon onder het genot van een drankje nagepraat
worden. Ik heb met een aantal mensen gesproken, waaronder
De Jong. Daarin heeft hij het een en ander toegelicht, maar
vooral benadrukt dat hij zich niet kon voorstellen dat al de complexiteit van het
leven door de werking van louter natuurlijke processen ontstaan was. Voor hem is
dit een weerlegging van het naturalisme, volgens mij betekent het slechts dat wij
als wetenschappers nog veel (en interessant!) werk te doen hebben. Ook het
geestelijke leven van de mens kon volgens De Jong niet slechts naturalistisch
verklaard worden. Over beide onderwerpen valt zeer veel te zeggen, waar helaas
de tijd niet voor was.
De redacteurs en de uitgever hadden wat mij betreft meer aandacht mogen
besteden aan de verschijning en presentatie van dit boek. De bundel heeft weinig
ruchtbaarheid in de media gekregen en ik had het gemist als René Fransen er niet
over geblogd had. Dat is jammer, want de relatie tussen wetenschap – en evolutie
in het bijzonder – en geloof is iets wat de gemoederen blijkbaar bezig blijft
houden.
Bart Klink, verslag boekpresentatie 30-10-2010, II
24. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 24
het boek
De inleidingen en de eerste pagina van de bijdragen is te vinden op:
http://www.slideshare.net/INSTFO/introductie-boek-over-evolutie
25. Recensies Driessen & Nienhuis, Evolutie: Wetenschappelijk model of seculier geloof 24-11-2010 pagina 25
Ten slotte
Deze presentaties is te vinden op:
Samengesteld door Alfred Driessen: driessen.alfred@gmail.com
Het boek is verschenen bij uitgeverij Kok, zie:
http://www.kok.nl/component/option,com_books/task,book/id,5003/Itemid,50/
http://www.slideshare.net/INSTFO