SlideShare ist ein Scribd-Unternehmen logo
1 von 8
Downloaden Sie, um offline zu lesen
Zoektocht naar een zeeklok
Rian Visser en Laura Wielders & Walter Donker
De tijd van regenten en vorsten 1600 - 1700
Christiaan Huygens
1 Land in zicht
‘Land in zicht!’ klinkt het vanaf het dek.
Hendrik spuit het overloopdek schoon. Dat is zwaar werk, want hij
moet gebukt staan. Op deze tussenverdieping kan zelfs een kind
niet rechtop staan. Het stinkt er zo erg naar braaksel en diarree dat
de ratten ervoor wegvluchten.
Om te voorkomen dat er ziekten uitbreken wordt het beddengoed
elke week aan dek gelucht, maar dat helpt niet echt. Het zou beter
af en toe gewassen kunnen worden.
‘Land in zicht!’ klinkt het opnieuw.
Hendrik gooit de brandspuit op de grond en loopt naar het
trapgat.
‘Kom mee, Sammie!’ roept hij naar zijn vriend, die verderop met
een bezem het vuil bijeen veegt. ‘We gaan kijken.’
‘Hé!’ brult een matroos die in dezelfde bak zit. ‘Werk eens door,
jullie!’
‘Maar w…w…we zijn er!’ roept Hendrik.
‘Nog lang niet!’ bromt de matroos. ‘Als we straks voor anker gaan
komt de inspectie aan boord. Zorg dus maar dat het dek goed
schoon wordt. Ze gaan de lading bekijken en tellen met hoeveel
man we teruggekomen zijn. Het duurt nog minstens een dag
voordat je aan land mag.’
‘M… mag ik wel even kijken aan dek?’
7
Eindelijk land zien, denkt Hendrik.
Maar een blik op de matroos zegt genoeg. Sammie haalt zwijgend
een hand door zijn rode krullen en trekt zijn schouders op. Hij is
tijdens deze tocht steeds stiller geworden. Het heeft ook geen zin
om te protesteren. Dan krijg je alleen maar straf.
Hendrik pakt de spuit op en werkt verder.
Met een vloot van twaalf schepen vertrokken ze anderhalf jaar
geleden. Negen maanden duurde de tocht naar Batavia. Daar
bleven ze een maand en daarna voeren ze in zeven maanden terug,
met een tussenstop van een maand bij Kaap De Goede Hoop.
Hendrik was twaalf jaar toen de directeur van het weeshuis hem
meestuurde op deze reis van de Verenigde Oost-Indische Compag-
nie. Hij was oud genoeg om te werken en het betekende weer een
mond minder om te voeden. Sommige jongens waren trots om
te gaan varen. De schepen droegen een mooie vlag met de letters
VOC door elkaar geweven. Maar Hendrik kende de gevaren.
Tegelijk met hem werden nog drie jongens uit het weeshuis mee-
gestuurd. Twee hebben door scheurbuik en hoge koorts de reis
niet overleefd. Hendrik mist ze. Alleen Sammie en hij zijn nog
over.
Veel bemanningsleden zijn tijdens de reis ziek geworden. ’s Och-
tends kregen ze gekookte gort, tussen de middag grauwe erwten
met gezouten vlees en ’s avonds wat er nog overgebleven was van
het middageten. Vaak was het eten bedorven, maar ze aten het
toch. Iets anders was er niet.
Ook Hendrik werd ziek.
Gelukkig was hij stevig en gezond en hij zorgde ervoor voldoende
8
te drinken. Omdat het water vaak bedorven was, ruilde hij zijn
rantsoen aan wijn en brandewijn in voor bier.
Ziek worden was echter niet het ergste wat je kon overkomen. Je
kon in elk geval zelf vechten voor je leven. Als het schip op een klif
voer, als het zonk en de bemanning met man en muis verging…
daar deed je niks aan.
Met een vloot van twaalf schepen voeren ze heen en met tien
kwamen ze terug. Een van de schepen uit de vloot, een groot spie-
gelretourschip met een lengte van honderdvijftig voet, kreeg een
lek in het kruitmagazijn. Repareren lukte niet. De bemanning
probeerde het schip droog te pompen, maar in een storm is het
gezonken. Een ander schip, een fregat, was langs de Afrikaanse
kust op een rif gevaren. Ze moesten precies in de vaargeul blijven,
maar goede kaarten waren er niet, dus niemand wist precies waar
die vaargeul was.
Hendrik houdt van water, maar de zee is hem te groot. Vroeger
woonde hij in Delft. Zijn vader had een paard en een trekschuit.
Daarmee vervoerde hij mensen tussen Delft en Leiden. Een reis
over de vaart met een trekschuit is veel prettiger dan over de weg
in een hobbelige koets. Veel mensen namen daarom de trekschuit.
Hendrik en zijn broertje Jacob mochten dikwijls mee. Soms zaten
ze in de boot, maar liever zaten ze bij de jaagknecht voor op het
paard. Zo hoog kon je ver weg kijken over de weilanden. Hendrik
hield van het ritmisch hobbelen van het paardenlijf en de warme
geur van zijn vacht. Het was een lief paard.
Maar het dier kreeg een vervelende koliek en ging dood. Geld om
een nieuw paard te kopen was er niet.
Vader ging naar Rotterdam om werk te zoeken en belandde in de
9
kroeg. Hij dronk teveel en zonder dat hij wist wat hij deed, zette hij
een handtekening om te gaan varen bij de VOC. Hij verkocht zijn
ziel. Later had hij spijt, maar toen was het te laat. Hij moest varen.
Hun moeder leefde toen nog. Ze werkte als schoonmaakster, maar
kon amper genoeg verdienen om Hendrik en zijn broertje Jacob
te voeden.
En vader kwam niet terug. Zijn schip was op weg naar Batavia
buiten de vaargeul terechtgekomen en op een klif gelopen.
Op zee had Hendrik begrepen waarom het zo moeilijk was om te
weten waar je was. Overdag keek je naar de stand van de zon en ’s
nachts naar de hoogte van de poolster. Zo kon je de breedtegraad
bepalen. Om de lengtegraad te bepalen, moest je precies weten
hoe laat het was op de plek waar je voer en hoe laat het thuis was.
Maar dan moest de tijd wel precies zijn. Een paar minuten verschil
maakte veel uit. En dat was het probleem. Geen enkele klok was
precies genoeg. Het was daarom heel belangrijk dat iemand een
goede klok zou bedenken.
Prins Filips III van Spanje had ooit de uitvinder van een instru-
ment om de plek op zee te berekenen elk jaar zesduizend dukaten
beloofd. In Hendriks hoofd had het geduizeld toen hij dat hoorde.
Zesduizend dukaten tot het eind van zijn leven!
Rijke mensen hadden thuis ook klokken. De meeste waren niet
heel precies. Het kon best een half uur eerder of later zijn dan ze
aangaven.
Tijdens de tocht was Hendrik in de kamer van de kapitein geweest.
De kapitein was ziek en hij had hem moeten verzorgen. In de
kamer van de kapitein hing een klok in een soort raamwerk dat
10
kon bewegen. Er was een klokkenmaker aan het werk geweest, die
klaagde dat de slinger telkens stilstond of haperde. Er was een zee-
kaart en er lag ander gereedschap. De stuurman was uren bezig
met een passer, liniaal en tabellenlijst om de route te berekenen.
Door de gesprekken van de klokkenmaker en de kapitein had
Hendrik wel het een en ander begrepen.
Een geleerde, ene Christiaan Huygens, had een slingerklok uitge-
vonden die veel nauwkeuriger was dan andere, omdat de slinger
er altijd even lang over deed om van links naar rechts te slinge-
ren. Maar geen enkele slinger kon tegen het schommelen van een
schip. Daardoor stond de klok zomaar stil of liep hij te langzaam.
Ze hoopten dat die Huygens iets beters zou bedenken.
Ook als de mannen aan boord naar de sterren keken, werd de
naam van Huygens wel eens genoemd. Hij had telescopen uitge-
11
vonden en wist veel van planeten. Ook een buskruitmotor en een
waterpas had hij bedacht. Hij was dan wel een geleerd man, maar
toch mopperde de klokkenmaker op hem. Het werd tijd dat er een
betere klok werd uitgevonden, vond hij. Desnoods deed hij het zelf.
De Nederlandse Staten-Generaal hadden een hele tijd geleden al
een prijs van dertigduizend gulden uitgeloofd voor degene die een
goede zeeklok uitvond.
Hendrik wist niet wat hij hoorde. Behalve de prijs van prins
Filips III van Spanje was er dus nog een prijs te winnen! Nou, als
die klokkenmaker die zeeklok niet bedacht, dan wilde hij het zelf
wel doen. Dan hoefde hij nooit meer te varen. Dan haalde hij zijn
broertje uit het weeshuis en gingen ze samen ergens wonen. Dan
aten ze elke dag vlees en vers brood.
‘Hé, kijk uit wat je doet!’
Hendrik schrikt op. Een deel van het overloopdek staat blank, want
hij heeft zomaar wat rondgespoten.
Op het dek klinken voetstappen. Hendrik wil eruit. Frisse lucht
inademen. Hij wil land zien. Die stomme zee. Overal water, water,
water. Er leek geen einde aan te komen.
Als hij doorwerkt, mag hij vast wel even naar buiten. Hij stikt hier
bijna van de lucht, die zo bedorven is dat er vaak nog geen kaars
wil branden.
Stel je voor dat hij een goede zeeklok bedenkt en die beloning krijgt?
Dan hoeft hij niet terug naar het weeshuis. Als hij al terug mag,
want de kans is groot dat ze hem zo snel mogelijk weer met een
schip mee laten gaan. Een paar oudere jongens aan boord voeren
al voor de tweede of derde keer mee, omdat de directeur van het
12
weeshuis ze niet meer wilde hebben. Ze waren te ruw geworden,
ze vloekten en dronken bier als de grote mannen.
Ze hadden gelachen als Sammie en Hendrik naar het weeshuis
verlangden, omdat ze het daar beter hadden dan op zee. Als je
eenmaal gevaren hebt, is er blijkbaar geen weg terug. Als je geluk
hebt overleef je een paar tochten, maar groot is die kans niet.
Hendrik is onderweg veertien geworden. Zijn broertje Jacob is
net twaalf. Hendrik kijkt naar de resten braaksel en diarree die
hij bij elkaar spuit. Hij moet er niet aan denken dat Jacob hier ook
terechtkomt. Zijn broertje was altijd vaker en langer ziek dan hij.
Hij is mager en klein. Zo’n zware bootreis zal hij niet makkelijk
overleven. En hijzelf? Beter is het niet naar het weeshuis terug te
keren. Maar Sammie denkt daar anders over. Hij gelooft niet dat
hun directeur hem nog een keer met de VOC zal meesturen. Eén
keer is genoeg.
Eindelijk mogen Hendrik en Sammie naar buiten. In de verte ligt
een reep vlak land waarboven een paar kerktorens oprijzen. Daar-
achter ligt Rotterdam, de stad waar Hendriks moeder begraven
ligt. Twee jaar geleden is ze gestorven aan een zware longontste-
king. Het is ook de stad waar zijn broertje in een weeshuis zit. Als
hij niet teruggaat, zal hij Jacob dan ooit nog terugzien?
13

Weitere ähnliche Inhalte

Andere mochten auch

Plantilla plan de_negocios_2015_(puntos_5_6_7_y_8)11º(2)
Plantilla plan de_negocios_2015_(puntos_5_6_7_y_8)11º(2)Plantilla plan de_negocios_2015_(puntos_5_6_7_y_8)11º(2)
Plantilla plan de_negocios_2015_(puntos_5_6_7_y_8)11º(2)rodri245
 
Demográfiai sajátosságok, településföldrajzi megközelítés
Demográfiai sajátosságok, településföldrajzi megközelítésDemográfiai sajátosságok, településföldrajzi megközelítés
Demográfiai sajátosságok, településföldrajzi megközelítésrszk_Hungary
 
Alliance Summit on Regional Competitiveness 2015
Alliance Summit on Regional Competitiveness 2015 Alliance Summit on Regional Competitiveness 2015
Alliance Summit on Regional Competitiveness 2015 Ed Morrison
 
Sourcemap // Braun Silencio 1200 (hair dryer)
Sourcemap // Braun Silencio 1200 (hair dryer)Sourcemap // Braun Silencio 1200 (hair dryer)
Sourcemap // Braun Silencio 1200 (hair dryer)Cyanobatteri
 
Head and Neck Cancer Statistics
Head and Neck Cancer StatisticsHead and Neck Cancer Statistics
Head and Neck Cancer StatisticsJames Freije
 
งานนำเสนอ1
งานนำเสนอ1งานนำเสนอ1
งานนำเสนอ1rusnaning
 

Andere mochten auch (9)

Plantilla plan de_negocios_2015_(puntos_5_6_7_y_8)11º(2)
Plantilla plan de_negocios_2015_(puntos_5_6_7_y_8)11º(2)Plantilla plan de_negocios_2015_(puntos_5_6_7_y_8)11º(2)
Plantilla plan de_negocios_2015_(puntos_5_6_7_y_8)11º(2)
 
Rajesh new
Rajesh newRajesh new
Rajesh new
 
Demográfiai sajátosságok, településföldrajzi megközelítés
Demográfiai sajátosságok, településföldrajzi megközelítésDemográfiai sajátosságok, településföldrajzi megközelítés
Demográfiai sajátosságok, településföldrajzi megközelítés
 
Randall granlund resume
Randall granlund resumeRandall granlund resume
Randall granlund resume
 
Alliance Summit on Regional Competitiveness 2015
Alliance Summit on Regional Competitiveness 2015 Alliance Summit on Regional Competitiveness 2015
Alliance Summit on Regional Competitiveness 2015
 
Sourcemap // Braun Silencio 1200 (hair dryer)
Sourcemap // Braun Silencio 1200 (hair dryer)Sourcemap // Braun Silencio 1200 (hair dryer)
Sourcemap // Braun Silencio 1200 (hair dryer)
 
Case Layout Weekday
Case Layout WeekdayCase Layout Weekday
Case Layout Weekday
 
Head and Neck Cancer Statistics
Head and Neck Cancer StatisticsHead and Neck Cancer Statistics
Head and Neck Cancer Statistics
 
งานนำเสนอ1
งานนำเสนอ1งานนำเสนอ1
งานนำเสนอ1
 

Mehr von ChristadeKoning (20)

Veilig en vlot lijst
Veilig en vlot lijstVeilig en vlot lijst
Veilig en vlot lijst
 
Breuken jvdcdeel1
Breuken jvdcdeel1Breuken jvdcdeel1
Breuken jvdcdeel1
 
Info 282
Info 282Info 282
Info 282
 
Blaadje13
Blaadje13Blaadje13
Blaadje13
 
Blaadje12
Blaadje12Blaadje12
Blaadje12
 
Blaadje10
Blaadje10Blaadje10
Blaadje10
 
Blaadje6
Blaadje6Blaadje6
Blaadje6
 
Blaadje5
Blaadje5Blaadje5
Blaadje5
 
Blaadje3
Blaadje3Blaadje3
Blaadje3
 
Blaadje
BlaadjeBlaadje
Blaadje
 
Info 281
Info 281Info 281
Info 281
 
Toelichting werken met_vloeiend_en_vlot_v3
Toelichting werken met_vloeiend_en_vlot_v3Toelichting werken met_vloeiend_en_vlot_v3
Toelichting werken met_vloeiend_en_vlot_v3
 
Spellingskaarten(1)
Spellingskaarten(1)Spellingskaarten(1)
Spellingskaarten(1)
 
Categoriekaarten groep 6
Categoriekaarten groep 6Categoriekaarten groep 6
Categoriekaarten groep 6
 
Bij de tijd samenvattingen groep 8
Bij de tijd samenvattingen groep 8Bij de tijd samenvattingen groep 8
Bij de tijd samenvattingen groep 8
 
Bij de tijd samenvattingen groep 7
Bij de tijd samenvattingen groep 7Bij de tijd samenvattingen groep 7
Bij de tijd samenvattingen groep 7
 
Bij de tijd samenvattingen groep 5
Bij de tijd samenvattingen groep 5Bij de tijd samenvattingen groep 5
Bij de tijd samenvattingen groep 5
 
Bij de tijd samenvattingen groep 6
Bij de tijd samenvattingen groep 6Bij de tijd samenvattingen groep 6
Bij de tijd samenvattingen groep 6
 
Blaadje84
Blaadje84Blaadje84
Blaadje84
 
Info 280
Info 280Info 280
Info 280
 

Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1

  • 1. Zoektocht naar een zeeklok Rian Visser en Laura Wielders & Walter Donker De tijd van regenten en vorsten 1600 - 1700 Christiaan Huygens
  • 2. 1 Land in zicht ‘Land in zicht!’ klinkt het vanaf het dek. Hendrik spuit het overloopdek schoon. Dat is zwaar werk, want hij moet gebukt staan. Op deze tussenverdieping kan zelfs een kind niet rechtop staan. Het stinkt er zo erg naar braaksel en diarree dat de ratten ervoor wegvluchten. Om te voorkomen dat er ziekten uitbreken wordt het beddengoed elke week aan dek gelucht, maar dat helpt niet echt. Het zou beter af en toe gewassen kunnen worden. ‘Land in zicht!’ klinkt het opnieuw. Hendrik gooit de brandspuit op de grond en loopt naar het trapgat. ‘Kom mee, Sammie!’ roept hij naar zijn vriend, die verderop met een bezem het vuil bijeen veegt. ‘We gaan kijken.’ ‘Hé!’ brult een matroos die in dezelfde bak zit. ‘Werk eens door, jullie!’ ‘Maar w…w…we zijn er!’ roept Hendrik. ‘Nog lang niet!’ bromt de matroos. ‘Als we straks voor anker gaan komt de inspectie aan boord. Zorg dus maar dat het dek goed schoon wordt. Ze gaan de lading bekijken en tellen met hoeveel man we teruggekomen zijn. Het duurt nog minstens een dag voordat je aan land mag.’ ‘M… mag ik wel even kijken aan dek?’ 7
  • 3. Eindelijk land zien, denkt Hendrik. Maar een blik op de matroos zegt genoeg. Sammie haalt zwijgend een hand door zijn rode krullen en trekt zijn schouders op. Hij is tijdens deze tocht steeds stiller geworden. Het heeft ook geen zin om te protesteren. Dan krijg je alleen maar straf. Hendrik pakt de spuit op en werkt verder. Met een vloot van twaalf schepen vertrokken ze anderhalf jaar geleden. Negen maanden duurde de tocht naar Batavia. Daar bleven ze een maand en daarna voeren ze in zeven maanden terug, met een tussenstop van een maand bij Kaap De Goede Hoop. Hendrik was twaalf jaar toen de directeur van het weeshuis hem meestuurde op deze reis van de Verenigde Oost-Indische Compag- nie. Hij was oud genoeg om te werken en het betekende weer een mond minder om te voeden. Sommige jongens waren trots om te gaan varen. De schepen droegen een mooie vlag met de letters VOC door elkaar geweven. Maar Hendrik kende de gevaren. Tegelijk met hem werden nog drie jongens uit het weeshuis mee- gestuurd. Twee hebben door scheurbuik en hoge koorts de reis niet overleefd. Hendrik mist ze. Alleen Sammie en hij zijn nog over. Veel bemanningsleden zijn tijdens de reis ziek geworden. ’s Och- tends kregen ze gekookte gort, tussen de middag grauwe erwten met gezouten vlees en ’s avonds wat er nog overgebleven was van het middageten. Vaak was het eten bedorven, maar ze aten het toch. Iets anders was er niet. Ook Hendrik werd ziek. Gelukkig was hij stevig en gezond en hij zorgde ervoor voldoende 8
  • 4. te drinken. Omdat het water vaak bedorven was, ruilde hij zijn rantsoen aan wijn en brandewijn in voor bier. Ziek worden was echter niet het ergste wat je kon overkomen. Je kon in elk geval zelf vechten voor je leven. Als het schip op een klif voer, als het zonk en de bemanning met man en muis verging… daar deed je niks aan. Met een vloot van twaalf schepen voeren ze heen en met tien kwamen ze terug. Een van de schepen uit de vloot, een groot spie- gelretourschip met een lengte van honderdvijftig voet, kreeg een lek in het kruitmagazijn. Repareren lukte niet. De bemanning probeerde het schip droog te pompen, maar in een storm is het gezonken. Een ander schip, een fregat, was langs de Afrikaanse kust op een rif gevaren. Ze moesten precies in de vaargeul blijven, maar goede kaarten waren er niet, dus niemand wist precies waar die vaargeul was. Hendrik houdt van water, maar de zee is hem te groot. Vroeger woonde hij in Delft. Zijn vader had een paard en een trekschuit. Daarmee vervoerde hij mensen tussen Delft en Leiden. Een reis over de vaart met een trekschuit is veel prettiger dan over de weg in een hobbelige koets. Veel mensen namen daarom de trekschuit. Hendrik en zijn broertje Jacob mochten dikwijls mee. Soms zaten ze in de boot, maar liever zaten ze bij de jaagknecht voor op het paard. Zo hoog kon je ver weg kijken over de weilanden. Hendrik hield van het ritmisch hobbelen van het paardenlijf en de warme geur van zijn vacht. Het was een lief paard. Maar het dier kreeg een vervelende koliek en ging dood. Geld om een nieuw paard te kopen was er niet. Vader ging naar Rotterdam om werk te zoeken en belandde in de 9
  • 5. kroeg. Hij dronk teveel en zonder dat hij wist wat hij deed, zette hij een handtekening om te gaan varen bij de VOC. Hij verkocht zijn ziel. Later had hij spijt, maar toen was het te laat. Hij moest varen. Hun moeder leefde toen nog. Ze werkte als schoonmaakster, maar kon amper genoeg verdienen om Hendrik en zijn broertje Jacob te voeden. En vader kwam niet terug. Zijn schip was op weg naar Batavia buiten de vaargeul terechtgekomen en op een klif gelopen. Op zee had Hendrik begrepen waarom het zo moeilijk was om te weten waar je was. Overdag keek je naar de stand van de zon en ’s nachts naar de hoogte van de poolster. Zo kon je de breedtegraad bepalen. Om de lengtegraad te bepalen, moest je precies weten hoe laat het was op de plek waar je voer en hoe laat het thuis was. Maar dan moest de tijd wel precies zijn. Een paar minuten verschil maakte veel uit. En dat was het probleem. Geen enkele klok was precies genoeg. Het was daarom heel belangrijk dat iemand een goede klok zou bedenken. Prins Filips III van Spanje had ooit de uitvinder van een instru- ment om de plek op zee te berekenen elk jaar zesduizend dukaten beloofd. In Hendriks hoofd had het geduizeld toen hij dat hoorde. Zesduizend dukaten tot het eind van zijn leven! Rijke mensen hadden thuis ook klokken. De meeste waren niet heel precies. Het kon best een half uur eerder of later zijn dan ze aangaven. Tijdens de tocht was Hendrik in de kamer van de kapitein geweest. De kapitein was ziek en hij had hem moeten verzorgen. In de kamer van de kapitein hing een klok in een soort raamwerk dat 10
  • 6. kon bewegen. Er was een klokkenmaker aan het werk geweest, die klaagde dat de slinger telkens stilstond of haperde. Er was een zee- kaart en er lag ander gereedschap. De stuurman was uren bezig met een passer, liniaal en tabellenlijst om de route te berekenen. Door de gesprekken van de klokkenmaker en de kapitein had Hendrik wel het een en ander begrepen. Een geleerde, ene Christiaan Huygens, had een slingerklok uitge- vonden die veel nauwkeuriger was dan andere, omdat de slinger er altijd even lang over deed om van links naar rechts te slinge- ren. Maar geen enkele slinger kon tegen het schommelen van een schip. Daardoor stond de klok zomaar stil of liep hij te langzaam. Ze hoopten dat die Huygens iets beters zou bedenken. Ook als de mannen aan boord naar de sterren keken, werd de naam van Huygens wel eens genoemd. Hij had telescopen uitge- 11
  • 7. vonden en wist veel van planeten. Ook een buskruitmotor en een waterpas had hij bedacht. Hij was dan wel een geleerd man, maar toch mopperde de klokkenmaker op hem. Het werd tijd dat er een betere klok werd uitgevonden, vond hij. Desnoods deed hij het zelf. De Nederlandse Staten-Generaal hadden een hele tijd geleden al een prijs van dertigduizend gulden uitgeloofd voor degene die een goede zeeklok uitvond. Hendrik wist niet wat hij hoorde. Behalve de prijs van prins Filips III van Spanje was er dus nog een prijs te winnen! Nou, als die klokkenmaker die zeeklok niet bedacht, dan wilde hij het zelf wel doen. Dan hoefde hij nooit meer te varen. Dan haalde hij zijn broertje uit het weeshuis en gingen ze samen ergens wonen. Dan aten ze elke dag vlees en vers brood. ‘Hé, kijk uit wat je doet!’ Hendrik schrikt op. Een deel van het overloopdek staat blank, want hij heeft zomaar wat rondgespoten. Op het dek klinken voetstappen. Hendrik wil eruit. Frisse lucht inademen. Hij wil land zien. Die stomme zee. Overal water, water, water. Er leek geen einde aan te komen. Als hij doorwerkt, mag hij vast wel even naar buiten. Hij stikt hier bijna van de lucht, die zo bedorven is dat er vaak nog geen kaars wil branden. Stel je voor dat hij een goede zeeklok bedenkt en die beloning krijgt? Dan hoeft hij niet terug naar het weeshuis. Als hij al terug mag, want de kans is groot dat ze hem zo snel mogelijk weer met een schip mee laten gaan. Een paar oudere jongens aan boord voeren al voor de tweede of derde keer mee, omdat de directeur van het 12
  • 8. weeshuis ze niet meer wilde hebben. Ze waren te ruw geworden, ze vloekten en dronken bier als de grote mannen. Ze hadden gelachen als Sammie en Hendrik naar het weeshuis verlangden, omdat ze het daar beter hadden dan op zee. Als je eenmaal gevaren hebt, is er blijkbaar geen weg terug. Als je geluk hebt overleef je een paar tochten, maar groot is die kans niet. Hendrik is onderweg veertien geworden. Zijn broertje Jacob is net twaalf. Hendrik kijkt naar de resten braaksel en diarree die hij bij elkaar spuit. Hij moet er niet aan denken dat Jacob hier ook terechtkomt. Zijn broertje was altijd vaker en langer ziek dan hij. Hij is mager en klein. Zo’n zware bootreis zal hij niet makkelijk overleven. En hijzelf? Beter is het niet naar het weeshuis terug te keren. Maar Sammie denkt daar anders over. Hij gelooft niet dat hun directeur hem nog een keer met de VOC zal meesturen. Eén keer is genoeg. Eindelijk mogen Hendrik en Sammie naar buiten. In de verte ligt een reep vlak land waarboven een paar kerktorens oprijzen. Daar- achter ligt Rotterdam, de stad waar Hendriks moeder begraven ligt. Twee jaar geleden is ze gestorven aan een zware longontste- king. Het is ook de stad waar zijn broertje in een weeshuis zit. Als hij niet teruggaat, zal hij Jacob dan ooit nog terugzien? 13