Encycliek Spe Salvi van Paus Benedictus XVI aan de bisschoppen, aan de priesters en diakens, aan de godgewijde personen en aan alle christengelovigen over de christelijke hoop. Rome 30 november 2007. Vertaling dr. N. Stienstra met medewerking van drs. N.M. Schnell, pr.
3. Benedictus XVI
Encycliek
‘Spe salvi’
aan de bisschoppen, aan de priesters en diakens, aan de godgewijde personen
en aan alle christengelovigen over de christelijke hoop
Inleiding
1. “Spe salvi facti sumus” – “In deze hoop zijn wij gered”, zegt Paulus tot de Romeinen en tot ons
(Rom 8,24). De ‘verlossing’, het heil, is er volgens het christelijk geloof niet zonder meer. Verlossing is
ons gegeven in de zin dat ons hoop geschonken is, een betrouwbare hoop, van waaruit wij ons heden
aankunnen: het heden, ook het moeilijke heden, kan geleefd en aanvaard worden, als het naar een
doel leidt en als wij zeker kunnen zijn van dat doel, als dat doel zo groot is dat het de inspanning van
de weg rechtvaardigt. Nu dringt zich meteen de vraag op: wat voor soort hoop is dit, die het ons
toestaat te zeggen dat vanuit die hoop en omdat die hoop er is, wij verlost zijn? En wat voor soort
zekerheid hebben wij?
Geloof is hoop Hoezeer de gave van een betrouwbare
hoop het bewustzijn van de vroege chris-
2. Voor we deze voor ons actuele vragen tenen bepaalde, wordt ook duidelijk als
nagaan, moeten we iets preciezer luiste- het christelijke bestaan wordt vergeleken
ren naar het getuigenis van de bijbel over met het leven vóór het geloof of de situ-
de hoop. Hoop is inderdaad een kern- atie van de aanhangers van andere gods-
woord van het bijbelse geloof, zozeer dat diensten. Paulus brengt de Efeziërs in
de woorden geloof en hoop op verschil- herinnering dat zij vóór hun ontmoeting
lende plaatsen verwisselbaar zijn. Zo ver- met Christus “zonder hoop en zonder God
bindt de Brief aan de Hebreeën “de volle in de wereld” waren (Ef 2,12). Natuurlijk
overtuiging van ons geloof” (10,22) en weet hij dat ze goden hadden, dat ze
het “onwrikbaar vasthouden aan de belij- godsdienst hadden, maar hun goden wa-
denis van onze hoop” (10, 23) heel nauw ren twijfelachtig geworden en van hun
met elkaar. Ook als de Eerste brief van tegenstrijdige mythen ging geen hoop uit.
Petrus de christenen aanmoedigt altijd Ondanks hun goden waren ze “zonder
bereid te zijn te getuigen over de Logos – God” en daarom in een donkere wereld,
de zin en de grond – van hun hoop (vgl. met een donkere toekomst vóór zich. “In
3,15), is ‘hoop’ synoniem met ‘geloof’. nihil ab nihilo quam cito recidimus” (Hoe
3 • 2008 3
4. snel vallen wij van het niets in het niets waarneembaar. Een voorbeeld van een
terug)1 luidt een grafschrift uit die tijd, heilige uit onze tijd mag verduidelijken
waaruit het bewustzijn waar Paulus op wat het betekent deze God voor de eerste
zinspeelt onverbloemd spreekt. In diezelf- maal en werkelijk te ontmoeten. Ik denk
de geest zegt hij tot de Tessalonicenzen: aan de door paus Johannes Paulus II hei-
Gij moogt niet bedroefd zijn “zoals de lig verklaarde Afrikaanse Giuseppina
andere mensen, die geen hoop hebben” Bakhita. Ze werd omstreeks – de precieze
(1Tes 4,13). Ook hier blijkt het onder- datum wist ze niet – 1869 geboren in
scheidende kenmerk van de christenen te Darfur, in Soedan. Toen ze negen jaar was
zijn dat ze toekomst hebben; niet dat ze werd ze door slavenhandelaren ontvoerd,
tot in detail weten wat hun te wachten tot bloedens toe geslagen en vijf maal op
staat, maar ze weten wel in het algemeen de slavenmarkten van Soedan verkocht.
dat hun leven niet uitloopt op leegte. Pas Uiteindelijk was ze als slavin in dienst
wanneer toekomst als positieve realiteit van de moeder en de echtgenote van een
zeker is, wordt ook het heden leefbaar. Zo generaal en werd daar dagelijks tot bloe-
kunnen we nu zeggen: het christendom dens toe gegeseld, waaraan ze levenslang
was niet enkel een ‘blijde boodschap’, een 144 littekens overhield. In 1882 werd ze
mededeling met een tot dan toe onbeken- ten slotte door een Italiaanse handelaar
de inhoud. We zouden nu zeggen: de gekocht voor de Italiaanse consul Callisto
christelijke boodschap was niet alleen Legnani, die vanwege de opmars van de
‘informatief’ maar ook ‘performatief’, dat Mahdisten naar Italië terugkeerde. Hier
wil zeggen: het evangelie is niet alleen leerde Bakhita uiteindelijk, na de zo vre-
een mededeling wat betreft dingen die selijke ‘meesters’ aan wie ze onderge-
geweten kunnen worden; het is een mede- schikt was geweest, een heel andere
deling die dingen bewerkt en het leven ‘meester’ kennen – “Paron” noemde ze in
verandert. De donkere deur van de tijd, het Venetiaanse dialect dat ze nu leerde,
van de toekomst, is opengebroken. Zij die de levende God, de God van Jezus Chris-
hoop hebben leven anders; hun is een tus. Tot dan toe had ze alleen meesters
nieuw leven geschonken. gekend die haar verachtten en mishandel-
den of op zijn best als een nuttige slavin
3. Maar nu dringt de vraag zich op: beschouwden. Maar nu hoorde ze dat er
waaruit bestaat die hoop, die als hoop een “Paron” is die boven alle meesters
‘verlossing’ is? Welnu, de kern van het staat, de Heer aller heren, en dat deze
antwoord wordt aangegeven in de zojuist Heer goed is, de goedheid zelf. Ze vernam
aangehaalde passage uit de Brief aan de dat deze Heer ook haar kent, ook haar
christenen van Efeze: de Efeziërs waren geschapen heeft – ja, dat Hij haar lief-
vóór de ontmoeting met Christus zonder heeft. Ook zij werd bemind, en nog wel
hoop, omdat ze “zonder God in de we- door de allerhoogste “Paron”, voor Wie
reld” waren. God leren kennen – de ware alle andere meesters ook zelf maar arm-
God – dat betekent hoop ontvangen. Voor zalige knechten zijn. Ze werd gekend en
ons, die altijd geleefd hebben met het bemind en verwacht. Ja, deze Meester had
christelijk godsbesef en er ongevoelig Zelf het lot op Zich genomen gegeseld te
1. Corpus voor geworden zijn, is het hebben van de worden en wachtte nu “aan de rechter-
Inscriptionum
Latinarum, VI,
hoop die uitgaat van de waarachtige ont- hand van de Vader” op haar. Nu had ze
26003. moeting met deze God, bijna niet meer ‘hoop’ – niet meer slechts de kleine hoop
4 2008 • 4
5. minder wrede heren te vinden, maar de vormend, zodat wij ons verlost weten
grote hoop: Ik word definitief bemind en door de hoop, die verlossing is. Het is niet
wat mij ook gebeurt – ik word door die moeilijk in te zien dat de ervaring van de
liefde verwacht. En dus is mijn leven kleine Afrikaanse slavin Bakhita ook de
goed. Door dit besef van hoop was ze ervaring is geweest van veel geslagen en
‘verlost’, nu geen slavin meer, maar een tot slavendienst veroordeelde mensen in
vrij kind van God. Ze begreep wat Paulus de tijd dat het christendom ontstond. Het
zei toen hij de Efeziërs eraan herinnerde christendom heeft geen sociaal-revolutio-
dat ze van tevoren zonder hoop en zonder naire boodschap gebracht, zoals bijvoor-
God in de wereld waren geweest – zonder beeld die van Spartacus, die met bloedige
hoop omdat ze zonder God waren. Daar- strijd op niets uitliep. Jezus was geen
om weigerde ze toen men haar weer naar Spartacus, Hij was geen vrijheidsstrijder
Soedan wilde sturen; ze was niet bereid zoals Barabbas of Bar-Kochba. Wat Jezus,
zich nog ooit van haar “Paron” te laten die Zelf aan het kruis was gestorven, had
scheiden. Op 9 januari 1890 werd ze gebracht was iets heel anders: de ontmoe-
gedoopt en gevormd en ontving de eerste ting met de Heer aller heren, de ontmoe-
Heilige Communie uit de handen van de ting met de levende God en aldus de ont-
patriarch van Venetië. Op 8 december moeting met een hoop die sterker was
1896 legde ze in Verona haar geloften af dan het lijden van de slavernij en daarom
bij de Zusters van Canossa en vanaf dat het leven en de wereld van binnenuit
moment heeft ze – naast haar werk in de omvormde. Wat nieuw geworden was,
sacristie en aan de kloosterpoort – vooral wordt het duidelijkst in Paulus’ Brief aan
tijdens verschillende reizen door Italië Filémon. Dat is een zeer persoonlijke
getracht de missie te bevorderen: de be- brief, die Paulus in de gevangenis schrijft
vrijding die zij zelf door de ontmoeting en de weggelopen slaaf Onesimus voor
met de God van Jezus Christus had ont- zijn heer, Filémon, meegeeft. Ja, Paulus
vangen, die moest ze doorgeven, die stuurt de slaaf die naar hem gevlucht is
moest ook aan anderen, aan zoveel mo- terug naar zijn heer, niet bevelend, maar
gelijk mensen, geschonken worden. De vragend: “Mijn verzoek geldt het kind dat
hoop die haar ten deel was gevallen en ik hier in de gevangenis heb verwekt. Ik
die haar ‘verlost’ had, kon ze niet voor bedoel Onésimus … Ik stuur hem terug
zichzelf houden; die moest velen, ja allen, naar u en met hem heel mijn liefde …
bereiken. Misschien was dat wel de reden waarom
hij een tijd lang bij u is weg geweest: dat
Het begrip van de hoop van het ge hem voorgoed terug zoudt krijgen, nu
geloof in het Nieuwe Testament en niet meer als slaaf, maar als veel meer
in de vroege Kerk dan een slaaf, als een geliefde broeder”
(Film 10-16). Mensen die qua burgerlijke
4. Laten we nog even terugkeren tot de status als heren en slaven tegenover el-
vroege Kerk, aleer we ons de vraag stel- kaar staan, zijn als leden van de ene Kerk
len: kan de ontmoeting met de God, die elkaars broeders en zusters geworden –
ons in Christus Zijn gelaat heeft getoond zoals christenen elkaar aanspraken. Ze
en Zijn hart heeft geopend, ook voor ons waren door het Doopsel opnieuw gebo-
meer zijn dan ‘informatief’, namelijk ‘per- ren, met dezelfde Geest gedrenkt en ont-
formatief’, dat wil zeggen het leven om- vingen naast elkaar en met elkaar het
5 • 2008 5
6. Lichaam des Heren. Dat veranderde, ook kan een tekst van de heilige Gregorius
als de uiterlijke structuren gelijk bleven, van Nazianze verhelderend zijn. Hij zegt
de samenleving van binnen uit. Als de dat op het moment dat de door de ster
Brief aan de Hebreeën zegt dat de christe- geleide Wijzen de nieuwe koning Christus
nen hier geen blijvende stad hebben, aanbaden, het einde van de astrologie
maar op zoek zijn naar de stad van de was gekomen, daar de sterren nu de door
toekomst (vgl. Heb 11,13-16; 13,14; Fil. Christus bepaalde baan volgen.2 Inder-
3,20), dan betekent dat allesbehalve enkel daad wordt in deze scène het wereldbeeld
troost voor de toekomst; de huidige sa- van toen omgedraaid, dat op een andere
menleving wordt door de christenen als wijze ook vandaag de dag weer bepalend
oneigenlijke samenleving beschouwd; zij is. Niet de elementen van de kosmos, de
behoren tot een nieuwe samenleving, wetten van de materie, heersen uiteinde-
waarnaar ze met elkaar onderweg zijn en lijk over de wereld en over de mensen,
waarop zij op hun tocht door het leven doch een persoonlijke God heerst over de
anticiperen. sterren, dat wil zeggen, over alles. Niet de
wetten van de materie en de evolutie zijn
5. Wij moeten er nog een nader ge- ten slotte bepalend, doch verstand, wil,
zichtspunt bijnemen. De Eerste brief aan liefde – een Persoon. En als wij die Per-
de christenen van Korinte (1,18-31) toont soon kennen, als Hij ons kent, dan heeft
ons dat een groot gedeelte van de eerste de onverbiddelijke macht van de materië-
christenen tot de lage sociale klassen le ordening niet langer het laatste woord;
behoorde en zij dus juist daarom open dan zijn wij geen slaven van het univer-
stonden voor de ervaring van de nieuwe sum en zijn wetten, dan zijn wij vrij. Een
hoop, zoals we hebben gezien in het dergelijk bewustzijn heeft de zoekende en
voorbeeld van Bakhita. Maar toch zijn er oprechte geesten van de klassieke Oud-
ook vanaf het begin bekeringen geweest heid bepaald. De hemel is niet leeg. Het
in de aristocratische en de ontwikkelde leven is niet slechts een product van de
standen. Want juist ook zij leefden “zon- wetten en het toeval van de materie, doch
der hoop en zonder God in de wereld”. De in alles en tegelijk ook boven alles staat
mythe had zijn geloofwaardigheid verlo- een persoonlijke wil, staat een Geest, die
ren; de Romeinse staatsgodsdienst was zich in Jezus als Liefde heeft geopen-
verstard tot louter ceremonieel, dat gewe- baard.3
tensvol werd uitgevoerd, maar toch niet
meer dan ‘politieke godsdienst’ was. Het 6. De vroegchristelijke sarcofagen ver-
filosofisch rationalisme had de goden beelden dit inzicht – in het aangezicht
naar het rijk van het onwerkelijke verwe- van de dood, als de vraag naar de zin van
zen. Het goddelijke werd op verschillende het leven onontkoombaar wordt. De
manieren gezien in de kosmische mach- gestalte van Christus wordt op de vroege
ten, maar een God tot wie men kon bid- sarcofagen vooral op twee manieren
2. Vgl. Poem.
dogm., V, 53-64, den was er niet. Paulus schildert de wer- voorgesteld: als filosoof en als herder.
in: PG 37, 428- kelijke problematiek van de toenmalige Onder filosofie verstond men destijds
429.
godsdienst op geheel adequate wijze als gewoonlijk geen moeilijke academische
3. Vgl. Katechis- hij het ‘leven volgens Christus’ stelt te- discipline, zoals men dat tegenwoordig
mus van de
Katholieke Kerk,
genover een leven onder “de machten van doet. De filosoof was veel meer degene
1817-1821. de kosmos” (vgl. Kol 2,8). In dit verband die de werkelijke kunst kon onderwijzen:
6 2008 • 6
7. de kunst op de juiste wijze mens te zijn – mijn herder, niets kom ik tekort. … Al
de kunst te leven en te sterven. De men- voert mijn weg door donkere kloven, ik
sen hadden zich overigens allang gereali- vrees geen onheil waar Gij mij leidt …”
seerd dat veel van diegenen die zich voor (Ps 23 [22],1.4). De werkelijke herder is
filosofen, voor leraren van het leven uit- degene die ook de weg door het dal van
gaven, slechts charlatans waren, die met de dood kent, die op de weg van de laat-
hun woorden geld verdienden en over het ste eenzaamheid, waar niemand mij kan
ware leven helemaal niets te melden had- begeleiden, met mij mee gaat en mij er
den. Des te meer zocht men naar de ware doorheen voert: Hij is die weg Zelf ge-
filosoof, die werkelijk de weg naar het gaan, is afgedaald in het rijk van de dood,
leven kon wijzen. Aan het einde van de heeft de dood overwonnen en is weerge-
derde eeuw vinden we voor de eerste keerd, om ons te begeleiden en ons de
maal in Rome, op de sarcofaag van een zekerheid te geven dat er, samen met
kind, in verband met de opwekking van Hem, een weg doorheen leidt. Dit bewust-
Lazarus de gestalte van Christus als de zijn, dat er Iemand is die mij ook in de
ware filosoof, die in de ene hand het dood begeleidt en met Zijn “stok en her-
evangelie houdt, in de ander de reisstaf derstaf moed en vertrouwen” geeft, zodat
van de filosoof. Met Zijn staf overwint Hij ik “geen onheil” hoef te vrezen (Ps 23
de dood; het evangelie brengt de waar- [22],4) – dat was de nieuwe ‘hoop’, die
heid, waarnaar de rondtrekkende filoso- opging over het leven van de gelovigen.
fen tevergeefs gezocht hebben. In dit
beeld, dat zich daarna lange tijd hand- 7. Wij moeten nogmaals terugkeren tot
haaft in de kunst van sarcofagen, wordt het Nieuwe Testament. In het elfde hoofd-
aanschouwelijk wat zowel ontwikkelde stuk van de Brief aan de Hebreeën (vers 1)
als eenvoudige mensen in Christus von- staat een soort definitie van het geloof,
den: Hij zegt ons wie de mens werkelijk is waarbij dit nauw verweven wordt met de
en wat hij moet doen om waarachtig een hoop. Over het centrale woord van deze
mens te zijn. Hij toont ons de weg en die zin strijden exegeten sinds de Reformatie,
weg is de waarheid. Hij Zelf is beide en terwijl zich sinds kort weer een weg tot
daarom ook het leven, waar wij allen gemeenschappelijke interpretatie schijnt
naar uitzien. Hij toont ons ook de weg te openen. Ik laat dit centrale woord om
over de dood heen; alleen wie dat kan is te beginnen onvertaald. Dan luidt de zin:
een werkelijke meester van het leven. “Het geloof is hypostase van wat wij
Hetzelfde wordt aanschouwelijk gemaakt hopen, het overtuigt ons van de werke-
in het beeld van de herder. Evenals wat lijkheid van onzichtbare dingen.” Voor de
betreft het beeld van de filosoof kon de kerkvaders en voor de theologen van de
vroege Kerk ook wat betreft de gestalte Middeleeuwen was het duidelijk dat het
van de herder aanknopen bij bestaande Griekse woord hypostasis in het Latijn
voorbeelden van Romeinse kunst. De her- vertaald moest worden met substantia. Zo
der was daar een algemeen symbool van luidt dan ook de in de oude Kerk ontstane
een opgewekt en eenvoudig leven, waar Latijnse vertaling van de tekst: “Est au-
de mensen in de chaos van de grote stad tem fides sperendarum substantia rerum,
naar verlangden. Nu werd het beeld van- argumentum non apparentium” – het
uit een nieuwe achtergrond geduid, die geloof is de ‘substantie’ van de dingen
het een diepere inhoud gaf: “De Heer is waarop men hoopt, bewijs voor dingen
7 • 2008 7
8. die men niet ziet. Thomas van Aquino,4 subjectieve betekenis van ‘overtuiging’,
die zich bedient van de terminologie van maar de objectieve betekenis van ‘bewijs’.
de filosofische traditie waarin hij staat, Daarom is de nieuwere protestantse exe-
verklaart het als volgt: het geloof is een gese terecht tot een andere opvatting
habitus, dat wil zeggen een aanhoudende gekomen: “Het kan nu niet meer worden
gesteldheid van de geest, waardoor het betwijfeld dat deze klassiek geworden
eeuwig leven in ons begint en de rede protestantse uitleg onhoudbaar is.”5 Het
ertoe gebracht wordt aan te nemen wat geloof is niet slechts een persoonlijk uit-
niet wordt gezien. Het begrip ‘substantie’ zien naar het komende dat nog helemaal
wordt dus gewijzigd in de zin dat door uitstaat: het schenkt ons iets. Het schenkt
het geloof datgene waarop wij hopen er ons nu al iets van de verwachte werke-
op beginnende wijze – we zouden kunnen lijkheid en deze aanwezige werkelijkheid
zeggen in de kiem, en dus volgens de wordt voor ons tot ‘bewijs’ van datgene
‘substantie’ – al is: het volle, werkelijke wat we nog niet kunnen zien. Het trekt de
leven. En juist daarom, omdat de zaak toekomst in het heden, zodat de toekomst
zelf er al is, geeft deze aanwezigheid van niet slechts ‘nog niet’ is. Dat die toekomst
het komende ook zekerheid; dit komende er is, verandert het heden; het heden
is nog niet zichtbaar in de uiterlijke we- wordt door het toekomstige aangeraakt,
reld (het ‘verschijnt’ niet), maar omdat wij en zo loopt het komende over in het te-
het als beginnende en dynamische werke- genwoordige en het tegenwoordige in het
lijkheid in ons dragen, ontstaat nu reeds komende.
inzicht. Luther, die niet veel op had met
de Brief aan de Hebreeën, kon met het 8. Deze uitleg wordt nog versterkt en
begrip ‘substantie’ wat betreft zijn kijk op uitgebreid naar de praktijk, als we naar
het geloof niets beginnen. Daarom heeft Hebreeën 10,34 kijken, een passage die
hij het woord hypostase/substantie niet in taalkundig en inhoudelijk in verband
de objectieve zin (in ons aanwezige wer- staat met deze definitie van het hopende
kelijkheid) maar in de subjectieve zin, als geloof en deze voorbereidt. De schrijver
uitdrukking van een overtuiging ver- spreekt hier tot gelovigen die vervolging
staan, en daarom moest hij ook het woord hebben gekend en zegt tot hen: “Ge zijt
argumentum als overtuiging van het sub- solidair gebleven met hen die gearres-
ject verstaan. Deze uitleg heeft, althans in teerd waren. Gij hebt zelfs blijmoedig
Duitsland, in de twintigste eeuw ook in- verdragen, dat men uw bezittingen (hy-
gang gevonden in de katholieke exegese. parchonton – Vg: bonorum) in beslag
Zo luidt deze zin in de door de bisschop- nam. Ge waart u immers bewust iets te
pen goedgekeurde oecumenische ver- bezitten dat meer waard is (hyparxin –
taling van het Nieuwe Testament: “Glau- Vg. substantiam) en nooit verloren gaat.”
be aber ist: Feststehen in dem, was man Hyparchonta refereert aan bezit dat in het
erhofft, Überzeugtsein von dem, was man aardse leven nodig is voor het levenson-
nicht sieht” (Geloof is echter: vaststaan in derhoud, dus de basis, de ‘substantie’, van
4. Summa Theo- datgene wat men hoopt, overtuigd zijn het leven vormt, waarop men vertrouwt.
logiae II-IIae, q. 4,
a. 1. van datgene wat men niet ziet). Op zich is Deze ‘substantie’, deze normale veiligstel-
dit niet onjuist, maar het is niet de bete- ling van het leven, is de christenen in de
5. H. Köster, in:
ThWNT, VIII
kenis van de tekst, want het gebruikte vervolging ontnomen. Ze verdroegen dat
(1969), 585. Griekse woord (elenchos) heeft niet de omdat ze deze materiële substantie toch
8 2008 • 8
9. al als betrekkelijk beschouwden. Ze kon- mensen kijken, is hun handelen en leven
den die missen omdat ze nu een betere inderdaad een ‘bewijs’ dat het komende,
‘basis’ voor hun bestaan gevonden had- de belofte van Christus, niet alleen ver-
den, een basis die blijft en die niemand wachting is, maar werkelijke tegenwoor-
een mens ontnemen kan. De samenhang digheid; dat Hij werkelijk de ‘filosoof’ en
tussen deze beide vormen van ‘substantie’ de ‘herder’ is, die ons toont wat het leven
– levensonderhoud en materiële basis is en waar we het leven kunnen vinden.
enerzijds en het woord van het geloof als
‘basis’, als ‘substantie’ die blijft anderzijds 9. Om deze beschouwing over de beide
– mag niet uit het oog verloren worden. soorten substantie – hypostasis en hypar-
Het geloof geeft het leven een nieuwe chonta – en de beide levenswijzen die
basis, een nieuw fundament, waarop de daarmee tot uitdrukking worden gebracht
mens staat, en daarmee wordt het norma- beter te begrijpen, moeten we nog even
le fundament, de betrouwbaarheid van aandacht besteden aan twee gerelateerde
het materiële inkomen gerelativeerd. Er woorden, die voorkomen in het tiende
ontstaat een nieuwe vrijheid met betrek- hoofdstuk van de Brief aan de Hebreeën.
king tot dit levensfundament dat slechts Het gaat hier om de woorden hypomone
schijnzekerheid biedt, al wordt de norma- (10,36) en hypostole (10,39). Hypomone
le betekenis ervan natuurlijk niet ont- wordt over het algemeen vertaald met
kend. Deze nieuwe vrijheid, de kennis van ‘geduld’, uithoudingsvermogen, stand
de nieuwe ‘substantie’, die ons geschon- houden. Kunnen wachten in het geduldig
ken is, heeft zich niet slechts geopenbaard verdragen van de beproeving is noodza-
in het martelaarschap, waarbij mensen de kelijk voor de gelovige, opdat hij “de
almacht van de ideologie en de politieke belofte binnenhaalt” (10,36). In de vroeg-
organen daarvan hebben weerstaan en zo joodse vroomheid werd dit woord uit-
door hun dood de wereld vernieuwd heb- drukkelijk gebruikt voor het wachten op
ben. Deze nieuwe vrijheid heeft zich bo- God, dat kenmerkend is voor Israël; het
venal geopenbaard in de grote onthech- werd gebruikt voor trouw zijn aan God
ting van de monniken uit de oudheid tot vanuit de zekerheid van het verbond, in
aan Franciscus van Assisi en tot aan een wereld die God weerspreekt. Het
mensen van onze tijd, die in de heden- woord betekent dus geleefde hoop, leven
daagse religieuze bewegingen alles heb- vanuit de zekerheid van de hoop. In het
ben achtergelaten omwille van Christus, Nieuwe Testament krijgt dit wachten op
om mensen het geloof en de liefde van God, dit trouw zijn aan God een nieuwe
Christus te brengen, om mensen bij te betekenis: God heeft Zich in Christus geo-
staan, die lijden naar lichaam en ziel. penbaard. Hij heeft de ‘substantie’ van het
Daar heeft de nieuwe ‘substantie’ zich komende al meegedeeld, en zo krijgt het
werkelijk bewezen als ‘substantie’; daar is wachten op God een nieuwe zekerheid.
uit de hoop van deze door Christus aan- Het is wachten op het komende vanuit
geraakte mensen hoop ontstaan voor an- een reeds geschonken aanwezigheid. Het
deren, die in het donker leefden en geen is wachten in de aanwezigheid van Chris-
hoop hadden. Daar is aangetoond dat dit tus, met de aanwezige Christus, op de
nieuwe leven werkelijk ‘substantie’ heeft voltooiing van Zijn Lichaam, op Zijn
en ‘substantie’ is, die leven voortbrengt definitieve komst. Het woord hypostole
voor anderen. Voor ons die naar deze daarentegen betekent het terugdeinzen,
9 • 2008 9
10. het niet aandurven open en vrij de wel- zij in het geloof de sleutel tot ‘het eeuwig
licht gevaarlijke waarheid te zeggen. Dit leven’ zagen. Inderdaad, daarom gaat het
terugdeinzen voor de mensen vanuit een tegenwoordig, net als vroeger, bij de
houding van mensenvrees leidt ertoe dat doop, bij het christen worden, niet slechts
men “verloren” gaat (Heb 10,39). “God om een socialiseringshandeling binnen de
heeft ons niet een geest geschonken van gemeente, niet eenvoudigweg om opna-
vreesachtigheid, maar een geest van me in de Kerk, doch de ouders verwach-
kracht, liefde en bezonnenheid”, zo ka- ten meer voor de dopeling: dat het geloof,
rakteriseert daarentegen de Tweede brief waartoe het lichaam van de Kerk en haar
aan Timóteüs (1,7) op een mooie wijze de sacramenten behoort, de dopeling leven
grondhouding van de christen. schenkt – het eeuwig leven. Geloof is de
substantie van hoop. Maar nu rijst de
Eeuwig leven – wat is dat? vraag: willen wij dat eigenlijk wel, eeu-
wig leven? Misschien verwerpen veel
10. Tot nu toe hebben we gesproken over mensen vandaag de dag het geloof wel
het geloof en de hoop van het Nieuwe omdat het eeuwig leven hun helemaal
Testament en van de vroege christenheid, niet begerenswaardig schijnt. Ze willen
maar toch ook is duidelijk geworden dat het eeuwig leven helemaal niet, maar het
het niet alleen over het verleden gaat, huidige leven, en daarbij lijkt het geloof
doch dat dit alles met het leven en sterven in het eeuwig leven eerder een obstakel te
van de mens in het algemeen, en dus ook zijn. Eeuwig – eindeloos – doorleven lijkt
met ons hier en nu, te maken heeft. Toch eerder een vloek dan een geschenk. Zeker,
moeten wij nu heel uitdrukkelijk vragen: men wil de dood zo ver mogelijk voor
is het christelijk geloof ook voor ons van- zich uitschuiven. Maar altijd doorleven
daag hoop die ons leven omvormt en zonder einde – dat kan toch ten slotte
draagt? Is het geloof voor ons ‘performa- alleen maar eentonig en uiteindelijk on-
tief’, een boodschap die het leven zelf draaglijk zijn. Precies dat zegt bijvoor-
opnieuw vorm geeft, of is het alleen nog beeld de kerkvader Ambrosius in de graf-
maar ‘informatie’, die wij inmiddels aan rede voor zijn overleden broer Satyrus:
de kant geschoven hebben en die ons “De dood behoort weliswaar niet tot de
achterhaald lijkt door nieuwere informa- natuur, maar hij is tot natuur geworden.
tie? Op zoek naar een antwoord wil ik God heeft de dood niet vanaf het begin
uitgaan van de klassieke vorm van de voorzien, doch heeft hem als geneesmid-
dialoog waarmee het doopritueel de op- del geschonken … Ten gevolge van de
name van de nieuwgeborene in de ge- zonde is het leven van de mens getekend
meenschap van de gelovigen en de we- door de dagelijkse last en door ondraag-
dergeboorte in Christus opende. De lijke ellende en daardoor erbarmelijk ge-
priester vroeg eerst naar de door de worden. Er moest een grens aan de misère
ouders gekozen naam van het kind en worden gesteld, opdat de dood zou her-
vroeg dan verder: Wat verlangt gij van de stellen wat het leven verloren had. On-
6. De excessu Kerk? Antwoord: het geloof. En wat sterfelijkheid zou eerder een last dan een
fratris sui Satyri,
II, 47, in: CSEL 73, schenkt het geloof u? Het eeuwig leven. gave zijn, als de genade niet naar binnen
274. Volgens deze dialoog zochten de ouders zou schijnen.”6 Al eerder had Ambrosius
7. A.w., II, 46, in:
voor het kind de toegang tot het geloof, gezegd: “We moeten de dood niet betreu-
a.w., 73, 273. de gemeenschap met de gelovigen, omdat ren, hij is de oorzaak van het heil …”.7
10 2008 • 10
11. 11. Wat de heilige Ambrosius dan ook niet. In deze onwetendheid weten we toch
precies met deze woorden bedoeld mag dat het moet bestaan. “Er is, om zo te zeg-
hebben, het is waar dat het afschaffen gen, een zekere wetende onwetendheid
van de dood of het bijna onbegrensd uit- (docta ignorantia)”, schrijft hij. Wij weten
stellen ervan de aarde en de mensheid in niet wat wij werkelijk zouden willen; wij
een onmogelijke positie zou plaatsen en kennen dit “ware leven” niet, en toch we-
ook helemaal geen weldaad zou zijn voor ten wij dat er iets moet zijn, dat wij niet
de individuele persoon. Er is hier duide- kennen en waartoe wij ons aangetrokken
lijk sprake van een tegenstrijdigheid in voelen.8
onze houding, die duidt op een tegenstrij-
digheid in ons bestaan zelf. Van de ene 12. Ik denk dat Augustinus hier heel pre-
kant willen we niet sterven, wil vooral cies de werkelijke situatie van de mens
ook de ander, die van ons houdt, niet dat beschrijft zoals die nog altijd is, de situ-
wij sterven. Maar van de andere kant wil- atie waaruit al zijn tegenspraak en al zijn
len we toch ook niet zo eindeloos door hoop voortkomt. Wij zouden het leven
blijven bestaan, en ook de aarde is daar- zelf willen, het ware leven, dat dan ook
voor niet geschapen. Wat willen we dan niet door de dood wordt aangetast; maar
eigenlijk wel? Deze paradoxale houding tegelijkertijd kennen wij datgene waartoe
lokt een diepere vraag uit: Wat is dat we ons aangetrokken voelen niet. We
eigenlijk, ‘leven’? En wat betekent dat kunnen niet ophouden er ons naar uit te
eigenlijk, ‘eeuwigheid’? Er zijn momenten strekken en weten toch dat alles wat wij
waarop wij plotseling voelen: Ja, dit zou kunnen ervaren of tot stand brengen niet
het eigenlijk zijn – het ware ‘leven’ – zo datgene is waarnaar wij verlangen. Dit
zou het moeten zijn. Bovendien is dat wat onbekende is de werkelijke hoop die ons
wij gewoonlijk ‘leven’ noemen, helemaal drijft, en tegelijkertijd is het feit dat het
geen werkelijk leven. St. Augustinus heeft onbekend is de oorzaak van alle vertwij-
in een lange brief over het gebed, gericht feling, evenals van alle pogingen, zowel
aan Proba, een rijke Romeinse weduwe en positieve als destructieve, die gericht zijn
moeder van drie consuls, eens gezegd: op de juiste wereld, de juiste mens. De
Eigenlijk willen we maar één ding – “het term ‘eeuwig leven’ is een poging dit
gelukkige leven”, het leven dat eenvou- onbekende bekende een naam te geven.
digweg leven, eenvoudigweg “geluk” is. Het kan niet anders dan een irritante, een
Uiteindelijk vragen we in het gebed ner- onvoldoende term zijn. Want bij ‘eeuwig’
gens anders om. Dat is het enige waar- denken wij aan eindeloosheid, en die
naar we op weg zijn – alleen om dat éne schrikt ons af; bij leven denken wij aan
gaat het. Maar Augustinus zegt dan ook: het door ons ervaren leven, waarvan wij
Op de keper beschouwd weten we hele- houden en dat wij niet zouden willen ver-
maal niet waarnaar we eigenlijk verlan- liezen, en dat ons toch tegelijkertijd
gen, wat we eigenlijk zouden willen. We steeds opnieuw meer last dan vervulling
kennen het helemaal niet; zelfs op die brengt, zodat wij het enerzijds verlangen
ogenblikken waarop we menen het aan te en tegelijkertijd toch niet willen. We kun-
raken, ontglipt het ons toch. “Wij weten nen alleen proberen in gedachten de tij-
niet hoe wij behoren te bidden”, herhaalt delijkheid waarin wij gevangen zitten te 8. Vgl. Brief 130
Ad Probam 14,
hij een uitspraak van de heilige Paulus verlaten en te vermoeden dat eeuwigheid 25-15, 28, in: CSEL
(Rom 8,26). Wij weten alleen: dat is het niet een steeds doorgaande opeenvolging 44, 68-73.
11 • 2008 11
12. van kalenderdagen is, maar zoiets als het Lubac heeft in de inleiding op zijn baan-
volledig vervulde ogenblik, waarin het al brekende werk Catholicisme. Aspects
ons omvat en wij het al omvatten. Het sociaux du dogme enkele kenmerkende
zou het ogenblik zijn van onderduiken in getuigenissen van deze soort verzameld,
de oceaan van oneindige liefde, waarin er van wie er één geciteerd moet worden:
geen tijd meer is, geen vóór en na. Wij “Heb ik de vreugde gevonden? Nee …
kunnen alleen proberen te denken dat dit mijn vreugde heb ik gevonden. En dat is
ogenblik het leven in de volle zin is, ons iets geheel anders … De vreugde van
steeds opnieuw onderdompelen in de uit- Jezus kan persoonlijk zijn. Die kan een
gestrektheid van het zijn, waarin wij een- mens alleen toebehoren en hij is gered.
voudigweg door vreugde overweldigd Hij is in vrede … nu en voor altijd, maar
worden. Zo drukt Jezus het bij Johannes hij alleen. Deze eenzaamheid in de vreug-
uit: “Ik zal u weerzien, [en] uw hart zal de verontrust hem niet. Integendeel. Hij is
zich verheugen en uw vreugde zal nie- immers de uitverkorene! In zijn zaligheid
mand u kunnen ontnemen” (Joh 16,22). schrijdt hij door veldslagen met een roos
In deze richting moeten we denken als we in zijn hand.”10
willen begrijpen waarop de christelijke
hoop zich richt, wat wij verwachten van 14. Daartegenover kon De Lubac, puttend
het geloof, van ons zijn met Christus.9 uit het hele arsenaal van de theologie van
de kerkvaders, aantonen dat het heil altijd
Is de christelijke hoop als een gemeenschappelijke werkelijkheid
individualistisch? is beschouwd. De Brief aan de Hebreeën
spreekt zelfs van een “stad” (vgl. 11,10.16;
13. De christenen hebben in de loop van 12,22; 13,14), dus van gemeenschappelijk
hun geschiedenis geprobeerd dit niet we- heil. In overeenstemming hiermee wordt
tende weten in voorstelbare beelden te de zonde door de kerkvaders opgevat als
vertalen en voorstellingen van de ‘hemel’ de vernietiging van de eenheid van het
ontwikkeld, die altijd ver verwijderd blij- menselijk geslacht, als versplintering en
ven van datgene wat wij juist alleen maar scheuring. Babel, de plaats van de spraak-
negatief, in niet kennen, kunnen kennen. verwarring en de scheiding, brengt tot
Al deze pogingen de hoop te verbeelden uitdrukking wat zonde ten diepste is. En
hebben veel mensen door de eeuwen heen zo toont de ‘verlossing’ zich juist als her-
bezield om vanuit het geloof te leven en stel van de eenheid, waarin wij elkaar
daarvoor ook hun hyparchonta, de mate- opnieuw ontmoeten in een ‘één-zijn’ dat
riële substantie van hun leven, te laten zich baan breekt in de wereldwijde ge-
varen. De schrijver van de Brief aan de meenschap van de gelovigen. We hoeven
9. Vgl. Katechis-
Hebreeën heeft in hoofdstuk 11 een soort hier niet op alle teksten in te gaan, waarin
mus van de
Katholieke Kerk, geschiedenis geschetst van mensen die in het gemeenschappelijke karakter van de
1025. hoop leven en op weg zijn, van Abel tot hoop tot uitdrukking komt. Beperken wij
10. Jean Giono, aan zijn eigen tijd. In onze moderne tijd ons tot Augustinus’ brief aan Proba,
Les vraies riches- is er een steeds heftiger kritiek op deze waarin hij tracht dit onbekende bekende
ses (Parijs, 1936),
Préface, in: H. de vorm van hoop ontbrand; die zou een dat wij zoeken, nu toch een weinig te
Lubac, Catholicis- vorm van puur individualisme zijn, die de omschrijven. Tot dan toe had hij daarvoor
me. Aspects
sociaux du dogme
wereld aan haar ellende overlaat en eenvoudigweg de term “zalig (gelukkig)
(Parijs 1983), VII. gevlucht is in eigen privé heil. Henri de leven” gebruikt. Nu citeert hij psalm 144
12 2008 • 12
13. [143],15: “Gelukkig het volk dat de Heer vaux, die met zijn hervormde Orde scha-
heeft als God.” Dan gaat hij verder: “Op- ren jonge mensen had geïnspireerd tot
dat wij tot dit volk zouden behoren en … intreden, zag dit heel anders. Volgens
tot eeuwigdurend leven bij God kunnen hem hebben de monniken een opgave
komen, daarom is het doel van het gebod voor de hele Kerk en dus ook voor de
‘de liefde, die voortkomt uit een rein hart, wereld. Hij heeft in vele beelden de ver-
een goed geweten en een ongeveinsd antwoordelijkheid van de monniken voor
geloof’ (1Tim 1,5).”11 Dit werkelijke leven, het hele lichaam van de Kerk, ja, voor de
waar wij altijd op de één of andere ma- mensheid, benadrukt. Hij paste op hen de
nier weer naar reiken, is gebonden aan woorden van Pseudo-Rufinus toe: “Het
het samenzijn met een “volk” en kan al- menselijk geslacht leeft van weinigen,
leen in dit “wij” voor ieder individu wer- want als die er niet waren, zou de hele
kelijkheid worden. Het veronderstelt juist wereld te gronde gaan …”.12 De beschou-
de exodus uit de gevangenis van het ei- wenden – contemplantes – moeten land-
gen ‘ik’, omdat alleen in de openheid van arbeiders – laborantes – worden, zegt hij.
ieder subject de blik geopend wordt op de De adel van de arbeid, die het christen-
bron van de vreugde, op de liefde zelf – dom van het jodendom geërfd heeft, was
op God. al naar voren gekomen in de kloosterre-
gels van Augustinus en Benedictus. De
15. Dit op gemeenschap georiënteerde jonge edellieden die naar zijn kloosters
uitzicht op het ‘zalig leven’ richt zich stroomden moesten zich bekwamen in
weliswaar over de huidige wereld heen, handenarbeid. Bernardus zegt weliswaar
maar heeft juist ook met het opbouwen uitdrukkelijk dat ook het klooster het pa-
van deze wereld te maken – in zeer ver- radijs niet kan herstellen, maar het moet
schillende vormen, afhankelijk van de toch als plaats van ontginning van prak-
historische context en de mogelijkheden tische en geestelijke aard het nieuwe pa-
die daardoor geboden of juist uitgesloten radijs voorbereiden. Woest bosland wordt
werden. In de dagen van Augustinus, vruchtbaar – juist daar waar tegelijkertijd
toen de inval van nieuwe volken de sa- de bomen van de hoogmoed worden
menhang van de wereld bedreigde, waar- geveld, de wildgroei van de zielen wordt
in tot dan toe een bepaalde rechtszeker- ontgonnen en zo de grond wordt klaarge-
heid en het leven in een juridisch geor- maakt, waarop het brood voor lichaam en
dende samenleving gegeven waren, ging ziel kan gedijen.13 Zien we niet juist in het
het erom de solide grondslagen van deze licht van de huidige geschiedenis weer
vreedzame levensgemeenschap te verster- dat er geen positieve wereldorde kan ge-
ken, om te kunnen overleven in een ver- dijen, waar de zielen verwilderen?
anderende wereld. Laten we nu nog even
11. Brief 130 Ad
kijken naar een min of meer toevallig De omvorming van de christelijke Probam 13, 24, in:
gekozen en in veel opzichten exemplari- ‘geloofshoop’ in de moderne tijd a.w., 44, 67.
sche episode uit de Middeleeuwen. In het 12. Sententiae III,
algemeen bewustzijn leken kloosters oor- 16. Hoe kon zich echter de voorstelling 118, in: Bernardus
van Clairvaux (ed.
den van vlucht uit de wereld (contemptus ontwikkelen dat de boodschap van Jezus G.B. Winkler), IV,
mundi) en het zich terugtrekken van ver- strikt individualistisch zou zijn en zich 686.
antwoordelijkheid voor de wereld, op alleen zou richten tot de enkeling? Hoe 13. Vgl. a.w., III,
zoek naar privé heil. Bernardus van Clair- kwam het zover dat de ‘redding van de 71, 470-473.
13 • 2008 13
14. ziel’ als vlucht voor de verantwoordelijk- wordt het op de één of andere manier
heid voor het geheel kon worden opgevat, voor de wereld onbelangrijk. Deze pro-
en daarmee het programma van het chris- grammatische visie heeft de weg van de
tendom als heilsegoïsme, dat de dienst moderne tijd bepaald en bepaalt ook nu
aan anderen weigert? Om daarop ant- nog altijd de geloofscrisis van de tegen-
woord te krijgen moeten we een blik wer- woordige tijd, die ten diepste een crisis
pen op de fundamenten van de moderne van de christelijke hoop is. Zo krijgt bij
tijd. Die verschijnen heel duidelijk bij Bacon ook de hoop een nieuwe vorm
Francis Bacon. Dat er een nieuwe tijd was onder de naam geloof in de vooruitgang.
aangebroken, door de ontdekking van Want voor Bacon is het duidelijk dat de
Amerika en door de nieuwe verworven- nu op gang gekomen ontdekkingen en
heden van de techniek, die deze ontwik- uitvindingen slechts een begin zijn, dat
keling mogelijk gemaakt hadden, is hel- uit het samenspel van wetenschap en
der. Waarop berust echter deze ommekeer praxis geheel nieuwe ontdekkingen zul-
in de tijd? Die berust op de nieuwe corre- len voortkomen en een geheel nieuwe
latie tussen experiment en methode, die wereld zal ontstaan, het rijk van de
de mensen in staat stelt tot een wetmatige mens.16 Zo heeft hij ook een visie gepre-
verklaring van de natuur te komen en zo senteerd van te verwachten uitvindingen,
uiteindelijk “de overwinning van de tot aan het vliegtuig en de onderzeeër toe.
kunst op de natuur” (victoria cursus artis In het verdere verloop van de ontwikke-
super naturam) te behalen.14 Het nieuwe – ling van de vooruitgangsgedachte blijft
zo ziet Bacon het – is een nieuwe correla- de vreugde om de zichtbare vooruitgang
tie tussen wetenschap en praxis. Dit van het menselijk kunnen een voortdu-
wordt nu ook in de theologie toegepast: rende bevestiging van het vooruitgangs-
deze nieuwe correlatie tussen wetenschap geloof als zodanig.
en praxis zou betekenen dat de door God
aan de mens geschonken en bij de zonde- 18. Tegelijkertijd rukken twee categorieën
val verloren gegane heerschappij over de steeds verder op naar het centrum van de
schepping zou worden hersteld.15 vooruitgangsidee: rede en vrijheid. Voor-
uitgang is bovenal vooruitgang van de
17. Als men deze zinnen zorgvuldig leest toenemende heerschappij van de rede en
en overweegt, herkent men daarin een deze rede wordt vanzelfsprekend be-
ontstellende stap: het herstel van datgene schouwd als de macht van het goede en
wat de mens bij de uitdrijving uit het voor het goede. De vooruitgang is de
paradijs had verloren, werd tot dan toe overwinning van alle vormen van afhan-
verwacht van het geloof in Jezus Chris- kelijkheid – vooruitgang naar volkomen
tus, en dat werd als ‘verlossing’ gezien. vrijheid. Ook vrijheid wordt zuiver als
Nu wordt deze ‘verlossing’, dit herstel van belofte beschouwd, waarin de mens zich
het verloren ‘paradijs’, niet meer ver- ten volle verwezenlijkt. In beide begrip-
14. Novum Orga- wacht van het geloof, maar van de nieuw pen – vrijheid en rede – is ook een poli-
num I, 117. ontdekte samenhang tussen wetenschap tiek aspect mede aanwezig. Want het rijk
15. Vgl. a.w., I, en praxis. Het geloof wordt daarbij niet van de rede wordt verwacht als nieuwe
129. eenvoudigweg ontkend, maar op een an- toestand van de geheel vrij geworden
16. Vgl. New
der niveau geplaatst – puur privé en be- mensheid. Maar de politieke omstandig-
Atlantis. horende tot het hiernamaals – en tegelijk heden van zo’n rijk van rede en vrijheid
14 2008 • 14
15. schijnen vooralsnog weinig duidelijk van kerkelijk geloof naar geloof in de
omschreven. Rede en vrijheid lijken op rede. Het ‘Rijk Gods’ waar Jezus van ge-
grond van hun eigen goedheid vanzelf sproken had, heeft hier een nieuwe de-
een nieuwe, volmaakte menselijke ge- finitie en ook een nieuwe aanwezigheid
meenschap te waarborgen. In de beide gekregen; er is zo te zeggen sprake van
centrale begrippen ‘rede’ en ‘vrijheid’ is een nieuwe ‘onmiddellijke verwachting’.
uiteraard altijd stilzwijgend de tegenstel- Het ‘Rijk Gods’ komt daar waar het ‘ker-
ling met de banden van het geloof en van kelijk geloof’ is overwonnen en is afgelost
de Kerk aanwezig, evenals de banden van door het ‘godsdienstige geloof’, dat wil
de toenmalige politieke structuren. Zo zeggen door het geloof in de zuivere rede.
bevatten beide begrippen een revolutio- In 1795, in het geschrift Das Ende aller
nair potentieel van geweldige explosieve Dinge (Het einde van alle dingen), ver-
kracht. schijnt een veranderd beeld. Kant over-
weegt nu de mogelijkheid dat er naast het
19. We moeten even kort kijken naar de natuurlijke einde van alle dingen ook een
twee wezenlijke etappes in de politieke tegennatuurlijk, een verkeerd einde van
realisatie van deze hoop, omdat die voor alle dingen zou kunnen intreden. Daar-
de weg van de christelijke hoop, voor het over schrijft hij: “Zou het christendom
begrijpen en het bestaan daarvan, van eenmaal ophouden beminnelijk te zijn …
grote betekenis zijn. Daar is om te begin- dan zou … afkeer en verzet ertegen de
nen de Franse Revolutie als poging de heersende denkwijze van de mensen wor-
heerschappij van de rede en de vrijheid den; en de antichrist … zou zijn (vermoe-
nu ook als politieke realiteit te vestigen. delijk op vrees en zelfzucht gevestigde),
Het verlichte Europa heeft om te begin- zij het korte, heerschappij beginnen: ver-
nen gefascineerd naar deze gebeurtenis- volgens echter, daar het christendom wel-
sen gekeken, maar gegeven de ontwikke- iswaar voorbestemd is algemene wereld-
ling echter ook opnieuw moeten naden- godsdienst te worden, maar door het lot
ken over rede en vrijheid. Kenmerkend niet begunstigd wordt om het worden, het
voor de beide fasen van wat er in Frank- (verkeerde) einde van alle dingen in
rijk gebeurde zijn twee geschriften van moreel opzicht intreden.”18
Immanuel Kant, waarin hij over het ge- 17. In: Werke IV
beurde reflecteert. In 1792 schrijft hij een 20. De negentiende eeuw hield vast aan (ed. W. Weische-
del, 1956), 777.
werk ‘Der Sieg des guten Prinzips über het vooruitgangsgeloof als nieuwe vorm De verhandeling
das böse und die Gründung eines Reichs van de menselijke hoop en beschouwde over de Sieg des
guten Prinzips is
Gottes auf Erden’ (‘De overwinning van verder rede en vrijheid als de ‘leidsterren’ zoals bekend als
het goede principe over het slechte en de die men op de weg van de hoop moest derde hoofdstuk
verschenen van
vestiging van een Rijk Gods op aarde’). volgen. De steeds snellere voortschrijding
het geschrift Die
Daarin zegt hij: van de technische ontwikkeling en de Religion innerhalb
daarmee gepaard gaande industrialisering der Grenzen der
bloßen Vernunft,
“De geleidelijke overgang van het kerke- zorgden echter voor een geheel nieuwe dat Kant in 1793
lijk geloof naar de alleenheerschappij van sociale situatie: de klasse van de indus- publiceerde.
het zuiver godsdienstige geloof is het triearbeiders ontstond, evenals het ‘indus- 18. I. Kant, Das
naderbij komen van het Rijk Gods.”17 Hij triële proletariaat’, waarvan Friedrich Ende aller Dinge,
in: Werke VI (ed.
zegt tevens dat revolutie het voortschrij- Engels de afgrijselijke levensomstandig- W. Weischedel
den kan bespoedigen van de overgang heden in 1845 op aangrijpende wijze 1964), 190.
15 • 2008 15
16. heeft geschilderd. Het moest duidelijk zijn heeft dan ook plaats gevonden, het radi-
voor de lezer: Dit mag niet zo blijven. Er caalst in Rusland.
moet verandering komen. Maar de veran-
dering zal de gehele structuur van de bur- 21. Maar met de overwinning werd ook
gerlijke samenleving aan het wankelen de fundamentele vergissing van Marx
brengen en op zijn kop zetten. Na de bur- zichtbaar. Hij heeft weliswaar zeer precies
gerlijke revolutie van 1789 was een nieu- aangetoond hoe de omwenteling bewerk-
we revolutie, de proletarische revolutie, stelligd moet worden, maar hij heeft ons
noodzakelijk; de vooruitgang kon niet niet verteld hoe het dan verder moet. Hij
eenvoudigweg met kleine, lineaire stapjes ging er eenvoudigweg vanuit dat met de
verder gaan. Er was een revolutionaire onteigening van de heersende klasse, de
sprong nodig. Karl Marx heeft de oproep val van de politieke macht en het natio-
opgenomen en met kracht van spreken en naliseren van de productiemiddelen het
denken deze nieuwe, grote – en naar hij nieuwe Jeruzalem er zou zijn. Dan zou-
dacht – definitieve stap in de geschiede- den alle tegenstellingen opgeheven zijn,
nis naar het heil, naar wat Kant als ‘Rijk de mens en de wereld zijn eindelijk met
Gods’ had aangeduid, getracht te lance- zichzelf in het reine. Nu gaat alles vanzelf
ren. Nadat de waarheid aangaande het de goede kant op, omdat alles aan allen
hiernamaals zou zijn verdwenen, ging het toebehoort en iedereen het beste voor de
er alleen nog om de waarheid van het ander wil. Zo heeft Lenin na de geslaagde
hier en nu te vestigen. De kritiek van de revolutie moeten zien dat er bij de mees-
hemel wordt de kritiek van de aarde; de ter niets te vinden was over de vraag hoe
kritiek van de theologie wordt de kritiek het nu verder moest. Ja, Marx had ge-
van de politiek. De vooruitgang naar het sproken over de tussenfase van de dicta-
betere, naar de definitief goede wereld tuur van het proletariaat als een nood-
komt nu niet meer eenvoudigweg van de zaak, die dan echter vanzelf overbodig
wetenschap, maar van de politiek, van zou worden. Deze ‘tussenfase’ kennen wij
een wetenschappelijk opgevatte politiek, maar al te goed, ook hoe die zich dan
die de structuur van de geschiedenis en ontwikkelt en niet de geheelde wereld
van de samenleving erkent en zo de weg heeft gebracht, maar een troosteloze ver-
wijst naar de revolutie, naar de ommekeer woesting heeft achtergelaten. Marx heeft
van alle dingen. Marx heeft met grote niet alleen verzuimd voor de nieuwe we-
nauwgezetheid, zij het dan ook partijdig reld de nodige structuren te bedenken –
en eenzijdig, de situatie in zijn tijd be- die zouden immers helemaal niet meer
schreven en met groot analytisch vermo- nodig zijn. Dat hij daar niets over zegt is,
gen de wegen die tot revolutie leiden uit- vanuit zijn perspectief gezien, logisch.
gezet, niet alleen theoretisch, maar met de Zijn dwaling ligt dieper. Hij is vergeten
Communistische Partij, die uit het Com- dat de mens altijd mens blijft. Hij is de
munistisch Manifest van 1848 ontstond, mens vergeten en hij is diens vrijheid ver-
en ook de aanzet tot de revolutie gege- geten. Hij is vergeten dat de vrijheid altijd
ven. Zijn belofte heeft, door de helderheid ook de vrijheid tot het kwaad blijft. Hij
van de analyse en het eenduidig aange- geloofde dat als de economie op orde zou
ven van de middelen voor radicale veran- zijn, alles vanzelf op orde zou zijn. Zijn
dering, mensen gefascineerd, en doet dat werkelijke dwaling is het materialisme: de
nog steeds en steeds weer. De ‘revolutie’ mens is juist niet enkel het product van
16 2008 • 16
17. de economische omstandigheden, en hij het innerlijk leven’ (vgl. Ef. 3,16; 2Kor
kan niet alleen van buitenaf, door het 4,16), dan is er geen vooruitgang, doch een
scheppen van gunstigere economische bedreiging voor mens en wereld.
voorwaarden geheeld worden.
23. Wat betreft de beide grote thema’s
22. Zo staan wij opnieuw voor de vraag: ‘rede’ en ‘vrijheid’, kunnen de vragen die
wat mogen wij hopen? Een zelfkritiek van daarmee samenhangen hier slechts even
de moderne tijd in dialoog met het chris- aangestipt worden. Ja, de rede is de grote
tendom en het christelijk concept van gave van God aan de mens en de over-
hoop is noodzakelijk. In zo’n dialoog moe- winning van de rede op de onredelijkheid
ten ook de christenen in de context van is ook een doel van het christelijk geloof.
hun inzichten en ervaringen opnieuw le- Maar wanneer heerst de rede werkelijk?
ren waaruit hun hoop werkelijk bestaat, Als zij zich van God heeft losgemaakt?
wat zij de wereld te bieden hebben en wat Als zij blind is geworden voor God? Is de
niet. Van de zelfkritiek van de moderne rede van het kunnen en het doen de hele
tijd moet ook een zelfkritiek van het mo- rede? Als de vooruitgang de morele groei
derne christendom deel uitmaken, dat van de mensheid nodig heeft om werke-
zichzelf vanuit zijn wortels steeds weer lijk vooruitgang te zijn, dan is het even
opnieuw moet leren verstaan. Daarover noodzakelijk dat de rede van het kunnen
kunnen hier slechts enkele opmerkingen en het doen wordt aangevuld met het zich
worden gemaakt. Eerst moet de vraag wor- openstellen van de rede voor de reddende
den gesteld: wat betekent ‘vooruitgang’ kracht van het geloof, en met het onder-
werkelijk; wat belooft die vooruitgang en scheid tussen goed en kwaad. Alleen zo
wat niet? Al in de negentiende eeuw was kan de rede tot waarlijk menselijke rede
er ook kritiek op het vooruitgangsgeloof. worden. Ze wordt alleen dan menselijk
In de twintigste eeuw heeft Theodor W. als ze de wil de weg kan wijzen, en dat
Adorno de problematiek van het vooruit- kan zij alleen als ze verder kijkt dan zich-
gangsgeloof drastisch geformuleerd: de zelf. Anders wordt de positie van de
vooruitgang is, nauwkeurig bekeken, de mens, gegeven het ontbreken aan even-
vooruitgang van steenslinger tot super- wicht tussen materiële mogelijkheid en
bom. Nu is dat zeker een aspect van de het gebrek aan oordeelsvermogen van het
vooruitgang waarvoor men de ogen niet hart, tot bedreiging voor zichzelf en voor
mag sluiten. Anders gezegd: de dubbelzin- de schepping. Zo moeten we bij het
nigheid van de vooruitgang wordt zicht- thema ‘vrijheid’ bedenken dat menselijke
baar. De vooruitgang biedt ongetwijfeld vrijheid altijd een samengaan van vrijhe-
nieuwe mogelijkheden tot het goede, maar den verlangt. Dit samengaan kan echter
opent ook peilloze mogelijkheden voor het niet slagen als het niet door een gemeen-
kwaad, die er eerder niet waren. Wij zijn schappelijke, innerlijke maat wordt be-
allen getuigen geworden van het feit dat paald, die het fundament en het doel van
de vooruitgang in verkeerde handen tot onze vrijheid is. Laten wij het heel een-
onmenselijke vooruitgang in het kwaad voudig zeggen: de mens heeft God nodig,
kan worden en ook geworden is. Als de anders heeft hij geen hoop. De ontwikke-
technische vooruitgang niet hand in hand ling van de moderne tijd toont aan dat de
gaat met vooruitgang in de morele vor- uitspraak van de heilige Paulus, helemaal
ming van de mens, met ‘vernieuwing van aan het begin geciteerd (vgl. Ef 2,12),
17 • 2008 17
18. geheel realistisch en gewoonweg waar is. kunnen zeker bouwen op de kennis en de
Er kan geen twijfel over bestaan dat een ervaringen van hen die hun zijn voorge-
zonder God tot stand gebracht ‘Rijk Gods’ gaan, en putten uit de morele schat van
– dat wil zeggen alleen een rijk van de de gehele mensheid. Maar ze kunnen die
mens – onvermijdelijk uitloopt op het ook afwijzen, omdat die nooit zo vanzelf-
door Kant beschreven “verkeerde einde” sprekend kan zijn als de materiële uitvin-
van alle dingen: we hebben het gezien en dingen. De morele schat van de mensheid
zien het steeds weer. Maar het is ook waar is niet beschikbaar zoals apparaten die
dat God dan pas werkelijk binnentreedt in gebruikt worden, doch is aanwezig als
de menselijke aangelegenheden als Hij een oproep aan de vrijheid en als moge-
niet alleen aanwezig is in onze gedach- lijkheid daarvoor. Dan volgt echter:
ten, maar als Hij Zelf naar ons toekomt en
tot ons spreekt. Daarom heeft de rede het a) De juiste toestand van de menselijke
geloof nodig, om helemaal zichzelf te dingen, het morele welzijn van de wereld,
worden: rede en geloof hebben elkaar kan nooit eenvoudigweg door structuren
nodig om hun ware wezen en hun zen- alleen worden gewaarborgd, hoe goed die
ding tot vervulling te brengen. ook mogen zijn. Zulke structuren zijn niet
alleen belangrijk, doch noodzakelijk,
De ware vorm van de maar ze kunnen en mogen de vrijheid
christelijke hoop van de mens niet buiten werking stellen.
Ook de beste structuren functioneren al-
24. Laten we het nog een keer vragen: leen maar als in een gemeenschap vitale
wat mogen wij hopen? En wat mogen we overtuigingen heersen, die de mensen
niet hopen? Om te beginnen moeten we kunnen stimuleren tot vrije instemming
vaststellen dat accumulatieve vooruit- met de gemeenschappelijke orde. Vrijheid
gang alleen op materieel gebied mogelijk vereist overtuiging; overtuiging bestaat
is. Gegeven de groeiende kennis van de niet los, doch moet steeds weer gemeen-
structuren van de materie en in relatie schappelijk bevochten worden.
daarmee de steeds geavanceerdere uitvin-
dingen, is daar duidelijk sprake van een b) Omdat de mens altijd vrij blijft en
continuïteit van de vooruitgang richting omdat zijn vrijheid ook altijd broos is, zal
een steeds grotere beheersing van de het rijk van het goede nooit definitief in
natuur. Maar op het gebied van het more- deze wereld worden gevestigd. Wie de
le bewustzijn en het nemen van morele definitieve, altijd blijvende betere wereld
beslissingen is er geen vergelijkbare ac- belooft, doet een valse belofte; hij negeert
cumulatie, om de eenvoudige reden dat de menselijke vrijheid. De vrijheid moet
de vrijheid van de mens steeds weer steeds opnieuw voor het goede worden
nieuw is en hij steeds opnieuw zijn beslis- gewonnen. De vrije instemming met het
singen moet nemen. Die zijn nooit sim- goede bestaat nooit eenvoudigweg van
pelweg door anderen reeds voor ons zichzelf. Als er structuren zouden zijn die
genomen – dan zouden wij immers niet onherroepelijk een bepaalde – goede –
vrij meer zijn. Vrijheid vereist dat er wat wereldorde tot stand zouden brengen,
betreft de fundamentele beslissingen van dan zou de vrijheid van de mens worden
iedere mens, van iedere generatie, een ontkend, en dan waren het uiteindelijk
nieuw begin is. De nieuwe generaties ook geen goede structuren.
18 2008 • 18
19. 25. Dat betekent dat iedere generatie op- vlak. Als iemand in zijn leven de grote
nieuw de plicht heeft te strijden voor de liefde ervaart, is dat een moment van
juiste ordening van de menselijke zaken; ‘verlossing’, waardoor zijn leven nieuwe
die taak is nooit eenvoudigweg ten einde zin krijgt. Maar hij zal ook al spoedig
gebracht. Iedere generatie moet een bij- erkennen dat de hem geschonken liefde
drage leveren om overtuigende structuren alleen het probleem van zijn leven niet
van vrijheid en goedheid te vestigen, die oplost. Die liefde blijft broos. Ze kan door
de volgende generatie als wegwijzers die- de dood worden vernietigd. De mens
nen voor het juiste gebruik van de men- heeft behoefte aan onvoorwaardelijke
selijke vrijheid en zo, binnen alle mense- liefde. Hij heeft behoefte aan de zekerheid
lijke beperkingen, een zekere waarborg die hem doet zeggen: “Noch de dood
ook voor de toekomst geven. Anders ge- noch het leven, noch engelen noch boze
zegd: goede structuren helpen, maar ze geesten, noch wat is noch wat zijn zal, en
zijn op zich niet voldoende. De mens kan geen macht in den hoge of in de diepte,
nooit eenvoudigweg alleen maar van bui- noch enig wezen in het heelal zal ons
tenaf verlost worden. Francis Bacon en de kunnen scheiden van de liefde Gods, die
navolgers van de door hem geïnspireerde is in Christus Jezus onze Heer” (Rom
stroming van de moderne tijd dwaalden 8,38-39). Als deze onvoorwaardelijke
door te geloven dat de mens door de we- liefde er is met haar onvoorwaardelijke
tenschap verlost zou worden. Met een zekerheid, dan, en alleen dan, is de mens
dergelijke verwachting worden er al te ‘verlost’, wat hem verder ook persoonlijk
hoge eisen gesteld aan de wetenschap; mag overkomen. Dat wordt bedoeld als
deze vorm van hoop is bedrieglijk. De wij zeggen: Jezus Christus heeft ons ‘ver-
wetenschap kan veel bijdragen tot de ver- lost’. Door Hem zijn wij zeker van God
menselijking van de wereld en de mens- geworden, een God die niet een verre
heid. Ze kan de mensen en de wereld ech- ‘eerste beweger’ van de wereld is, want
ter ook vernietigen, als ze niet geordend Zijn eniggeboren Zoon is mens geworden
wordt door krachten die buiten haar lig- en van Hem kan iedereen zeggen: “Ik leef
gen. Van de andere kant moeten wij ook in het geloof in de Zoon van God, die mij
zien dat het moderne christendom, ge- heeft liefgehad en zichzelf heeft overgele-
confronteerd met de successen van de verd voor mij” (Gal 2,20).
wetenschap in de ontwikkeling van de
inrichting van de wereld, zich in hoge 27. In deze zin geldt dat wie God niet
mate heeft beperkt tot het individu en kent, weliswaar allerlei soorten hoop kan
zijn heil. Daarmee heeft het christendom hebben, maar ten slotte zonder hoop is,
het bereik van zijn hoop begrensd en zonder die geweldige, het hele leven dra-
tevens de grootheid van zijn opdracht on- gende hoop (vgl. Ef 2,12). Die ware, die
voldoende erkend, ook al heeft het verder geweldige hoop, die door alle teleurstel-
grote dingen gedaan voor de vorming lingen heen stand houdt, kan alleen God
van de mens en de zorg voor de zwakken zijn, de God die ons “tot het uiterste toe”
en lijdenden. (Joh 13,1) en totdat alles was volbracht
(vgl. Joh 19,30) heeft liefgehad en lief-
26. Niet de wetenschap verlost de mens. heeft. Wie door de liefde wordt aange-
De mens wordt verlost door de liefde. Dat raakt, begint te beseffen wat het eigenlijk
geldt allereerst op het binnenwereldlijke is: ‘leven’. Hij begint te beseffen wat be-
19 • 2008 19
20. doeld wordt met het woord van de hoop voor zichzelf houden. Hij deelt het op
dat ons in de doopritus tegemoet geko- ‘goddelijke’ wijze uit … op dezelfde wijze,
men is: Van het geloof verwacht ik het naar de maat van de gerechtigheid.”19 Uit
‘eeuwig leven’, het werkelijke leven dat, de liefde tot God volgt de deelname aan
heel en onbedreigd, in zijn gehele volheid Gods gerechtigheid en goedheid jegens
eenvoudigweg leven is. Jezus, die van anderen. God liefhebben vereist innerlijke
Zichzelf heeft gezegd dat Hij gekomen is vrijheid ten opzichte van alle bezit en alle
opdat wij leven zouden bezitten en wel in materiële goederen. De liefde van God
overvloed (vgl. Joh 10,10), heeft ons ook toont zich in de verantwoordelijkheid
duidelijk gemaakt wat dat betekent, ‘le- voor anderen.20 Hetzelfde verband tussen
ven’: “Dit is het eeuwige leven, dat zij U liefde tot God en verantwoordelijkheid
kennen, de enige ware God en Hem die voor de mensen toont zich op indrukwek-
Gij hebt gezonden, Jezus Christus” (Joh kende wijze in het leven van de heilige
17,3). Leven in de ware zin heeft men niet Augustinus. Na zijn bekering tot het chris-
in zichzelf alleen en niet uit zichzelf telijk geloof wilde hij met gelijkgezinde
alleen: het is een relatie. En het leven in vrienden een leven leiden dat geheel zou
zijn volheid is relatie met Hem die de zijn gewijd aan het woord van God en de
bron des levens is. Als wij een relatie heb- dingen van de eeuwigheid. Het door de
ben met Hem, Die niet sterft, Die het grote Griekse filosofie geformuleerde ide-
leven zelf is en de liefde zelf, dan staan aal van het beschouwende leven wilde hij
wij in het leven. Dan ‘leven’ wij. met christelijke inhoud verwezenlijken, en
zo “het beste deel” kiezen (vgl. Lc 10,42).
28. Maar nu komt de vraag: zijn we daar- Maar het pakte anders uit. Bij een bezoek
mee toch niet weer aangeland bij het aan de zondagse liturgieviering in de ha-
heilsindividualisme? Bij de hoop voor mij venstad Hippo werd hij door de bisschop
alleen, die dan echter geen echte hoop is, uit de menigte gehaald en gedwongen
omdat anderen worden vergeten en uitge- zich voor de dienst als priester in deze
sloten? Nee. De relatie tot God wordt aan- stad te laten wijden. Terugblikkend op dit
gegaan door gemeenschap met Jezus; moment schrijft hij in zijn Confessiones:
alleen en uit onszelf kunnen we die niet “Verslagen om mijn zonden en om de
bereiken. De relatie met Jezus is echter een zware last van mijn ellende had ik in mijn
relatie met Hem die Zichzelf voor ons hart de gedachte opgevat en het plan
allen gegeven heeft (vgl. 1Tim 2,6). Het overwogen de vlucht te nemen naar de
met Jezus Christus zijn voert ons binnen eenzaamheid. Gij hebt mij echter tegenge-
in Zijn ‘voor allen’, en wordt dan ook houden en Gij hebt mij moed ingesproken
onze manier van leven. Dat verplicht ons door te zeggen: ‘Daarom is Christus voor
er te zijn voor de anderen, maar alleen in allen gestorven, opdat zij die leven niet
19. Hoofdstukken
over de liefde, gemeenschap met Hem is het mogelijk er meer voor zichzelf zouden leven, maar
Centuria 1, werkelijk voor anderen, voor het geheel te voor Hem die ter wille van hen is gestor-
Hoofdstuk 1, in:
PG 90, 965. zijn. Daarbij wil ik de grote Griekse kerk- ven’ (2Kor 5,15).”21 Christus is voor allen
leraar Maximus Confessor (+ 622) citeren, gestorven. Voor Hem leven betekent zich
20. Vgl. a.w., in:
a.w., 90, 962-966. die ons om te beginnen aanmoedigt niets laten betrekken in Zijn ‘er zijn voor’.
te verkiezen boven de kennis en de liefde
21. Conf. X 43,
70, in: CSEL 33,
van God, maar dan direct heel praktisch 29. Voor Augustinus betekende dit een
279. wordt: “Wie God liefheeft, kan geld niet geheel nieuw leven. Hij heeft zijn dage-
20 2008 • 20
21. lijks leven eenmaal als volgt beschreven: 30. Laten we samenvatten wat er in de
“Onruststokers terechtwijzen, kleinmoedi- loop van onze overwegingen tot nu toe
gen troosten, zwakken steunen, tegen- naar voren is gekomen. De mens heeft
standers weerleggen, zich hoeden voor veel hoop, aangaande kleinere of grotere
hardnekkigen, onwetenden onderwijzen, dingen, dag na dag, verschillend in de
slomen wakker schudden, twistzoekers in verschillende periodes van zijn leven.
toom houden, ingebeelden hun plaats Soms kan het lijken alsof zo’n hoop hem
wijzen, moedelozen bemoedigen, ruzie- geheel en al bevredigt en hij geen andere
makers kalmeren, armen helpen, onder- hoop nodig heeft. Als hij jong is kan het
drukten bevrijden, goeden erkenning de hoop op de grote, alles vervullende
tonen, kwaden verdragen, en (ach!) allen liefde zijn, de hoop op een bepaalde posi-
liefhebben.”22 “Het evangelie jaagt mij tie in het beroep, op één of ander succes
schrik aan”23 – die heilzame schrik die ons dat voor de rest van het leven beslissend
ervan weerhoudt alleen voor onszelf te zal zijn. Als zulke hoop in vervulling
leven en die ons dwingt onze gemeen- gaat, wordt echter duidelijk dat dit toch
schappelijke hoop door te geven. Daar niet alles was. Het wordt duidelijk dat er
ging het Augustinus precies om, hoop behoefte is aan hoop die verder reikt, dat
doorgeven in de kritische situatie van het alleen iets oneindigs de mens kan vervul-
Romeinse Rijk, die ook het Romeinse len, iets dat altijd meer zal zijn dan wat
Afrika bedreigde en aan het einde van hij ooit bereiken kan. Wat dit betreft heeft
zijn leven vernietigde, de hoop die hij uit de moderne tijd de hoop op de te vestigen
het geloof putte en die hem in staat stel- volmaakte wereld ontwikkeld, die door de
de, geheel tegen zijn introverte tempera- inzichten van de wetenschap en een
ment in, te besluiten tot het opbouwen wetenschappelijk gefundeerde politiek
van de stad en daar met al zijn krachten maakbaar geworden leek. Zo werd de bij-
aan deel te nemen. In hetzelfde hoofdstuk belse hoop op het Rijk Gods vervangen
van de Confessiones, waarin wij zojuist de door de hoop op het rijk van de mens, de
beslissende reden van zijn inzet ‘voor betere wereld, die het werkelijke ‘Rijk
allen’ gezien hebben, zegt hij: “Christus Gods’ zou zijn. Dit leek eindelijk de ge-
spreekt voor ons ten beste. Was dat niet weldige en realistische hoop waaraan de
zo, ik zou wanhopig zijn, want talrijk en mens behoefte had. Die hoop kon, gedu-
ernstig zijn die kwalen in mij. Talrijk zijn rende korte tijd, alle krachten van de
zij en ernstig, maar uw medicijn is krach- mens mobiliseren; het grote doel leek de
tiger. Wij hadden kunnen menen dat uw inzet van allen waard. Maar in de loop
Woord ver verwijderd was van een ver- der tijd bleek dat deze hoop steeds terug-
binding met de mens, en wij hadden aan wijkt. De mensen werden zich om te be-
22. Sermo 340, 3,
onszelf kunnen wanhopen, indien dat ginnen bewust van het feit dat deze hoop
in: PL 38, 1484;
Woord niet vlees was geworden en onder misschien voor de mensen van overmor- vgl. F. Van der
ons gewoond had.”24 Vanuit zijn hoop gen is, maar het is geen hoop voor mij. En Meer, Augustinus
de Zielzorger
heeft Augustinus zich voor de eenvoudige hoezeer ook het ‘voor allen’ tot de hoop (1951), 318.
mens en voor zijn stad tot het uiterste toe behoort, omdat ik niet tegen de anderen
23. Sermo 339, 4,
gegeven, afstand gedaan van zijn geeste- in en niet zonder hen gelukkig kan wor- in: PL 38, 1481.
lijke adeldom en eenvoudig gepredikt en den, zo is omgekeerd hoop die mijzelf
24. Conf. X, 43,
gehandeld voor de eenvoudige mens. niet betreft evenmin werkelijke hoop. Ook 69, in: CSEL 33,
werd duidelijk dat deze hoop in strijd is 279.
21 • 2008 21
22. met de vrijheid, want de toestand van de Laten wij nu, in het laatste deel van deze
menselijke dingen hangt in iedere gene- encycliek, proberen dit idee verder te con-
ratie af van de vrije beslissing van de cretiseren door ons te richten op ‘plaat-
mensen. Als die hun door de verhoudin- sen’ waar we de hoop in de praktijk kun-
gen en de structuren ontnomen wordt zou nen leren en beoefenen.
de wereld weer niet goed zijn, omdat een
wereld zonder vrijheid geen goede wereld ‘Plaatsen’ om de hoop te leren
is. Dus is weliswaar voortdurende inzet en te beoefenen
nodig, opdat de wereld beter wordt, maar
de betere wereld van morgen kan niet de I. Het gebed als leerschool van de hoop
eigenlijke en voldoende inhoud van onze
hoop zijn. En daarbij doet zich steeds de 32. Een eerste belangrijke plaats om de
vraag voor: wanneer is de wereld ‘beter’? hoop te leren is het gebed. Als niemand
Wat maakt de wereld goed? Met welke meer naar mij luistert, luistert God nog
maatstaven bepalen wij het goed zijn van altijd naar mij. Als ik tot niemand meer
de wereld? En langs welke wegen kan kan spreken, niemand meer kan aanroe-
men tot dit ‘goede’ komen? pen, kan ik nog altijd tot God spreken.
Als niemand mij meer helpen kan, als het
31. Nogmaals: wij hebben hoop nodig gaat om een behoefte of een verwachting
wat betreft kleinere en grotere dingen, die die de menselijke mogelijkheid tot hoop
ons van dag tot dag gaande houdt. Maar overstijgt: Hij kan mij helpen.25 Als ik in
dat is onvoldoende zonder de geweldige volkomen eenzaamheid gestort ben: als ik
hoop, die al het andere moet overstijgen. bid, ben ik nooit helemaal alleen. De on-
Deze geweldige hoop kan alleen God zijn, vergetelijke kardinaal Nguyen Van Thuan
Die het al omvat en Die ons geven en heeft ons als vrucht van dertien jaar ge-
schenken kan waartoe wij alleen niet in vangenschap, waarvan negen in een iso-
staat zijn. Juist het feit dat het ons ge- leercel, een kostbaar boekje nagelaten:
schonken wordt behoort tot de hoop. God Gebeden van hoop. Tijdens dertien jaar
is het fundament van de hoop, niet zo- gevangenschap, in een situatie van
maar een god, maar de God die een men- schijnbaar totale hopeloosheid, is voor
selijk gelaat heeft en Die ons tot het uiter- hem het luisteren naar God, het kunnen
ste toe heeft liefgehad: ieder van ons en spreken met God, tot een toenemende
de mensheid als geheel. Zijn Rijk is geen kracht van hoop geworden, die hem na
imaginair hiernamaals van een nooit na- zijn vrijlating aangespoord heeft voor de
derbij komende toekomst, Zijn Rijk is mensen van de gehele wereld tot getuige
daar waar Hij bemind wordt en waar Zijn van de hoop te worden – de geweldige
liefde bij ons aankomt. Zijn liefde alleen hoop die ook in de nachten van de een-
geeft ons de mogelijkheid in alle nuchter- zaamheid niet ten onder gaat.
heid steeds weer stand te houden in een
wereld die van nature onvolkomen is, 33. Heel mooi heeft St. Augustinus in een
zonder de bezieling van de hoop te verlie- preek over de Eerste brief van Johannes
zen. En Zijn liefde is tegelijkertijd onze de innerlijke samenhang tussen gebed en
25. Vgl. Katechis- garantie dat er iets is dat wij alleen vaag hoop weergegeven. Hij definieert het ge-
mus van de
Katholieke Kerk,
vermoeden en toch ten diepste verwach- bed als oefening van het verlangen. De
2657. ten: het leven dat ‘werkelijk’ leven is. mens is geschapen voor iets groots, voor
22 2008 • 22
23. God Zelf, om door Hem vervuld te wor- de valse kleine hoop, die hem bij God
den. Maar zijn hart is te klein voor het vandaan brengt. Hij moet zijn wensen en
grote dat hem is toegedacht. Dat moet zijn hoop zuiveren. Hij moet zich bevrij-
ruimer gemaakt worden. “Als God de ga- den van zijn stille leugen, waarmee hij
ve [Zichzelf] uitstelt, versterkt Hij ons zichzelf bedriegt: God doorziet die en de
verlangen; door het verlangen verruimt confrontatie met God dwingt hem die zelf
Hij ons innerlijk en daardoor vergroot Hij te erkennen. “Maar wie beseft al zijn fei-
de opnamecapaciteit [voor Hemzelf].” len? Vergeef mij ook wat ik niet weet”,
Augustinus verwijst naar de heilige Pau- bidt de psalmist (Ps 19 [18],13). Het niet
lus, die van zichzelf zegt dat hij leeft, zich erkennen van schuld, de ijdele waan van
uitstrekkend naar wat voor hem ligt (vgl. onschuld, rechtvaardigt en redt mij niet,
Fil 3,13) en gebruikt dan een heel mooi want ik ben zelf schuldig aan de afstom-
beeld om de voortgang te beschrijven bij ping van mijn geweten, aan mijn onver-
het verruimen en voorbereiden van het mogen het kwade in mij als zodanig te
menselijk hart: “Stel je voor, God wil je erkennen. Als God niet bestaat, moet ik
vullen met honing [beeld voor Gods te- wellicht in zulke leugens vluchten, omdat
derheid en goedheid]. Maar als je gevuld er niemand is die mij zou kunnen verge-
bent met azijn, waar laat je dan de ho- ven, niemand die de werkelijke maatstaf
ning?” Het vat, dat wil zeggen het hart, is. Maar de ontmoeting met God wekt
moet eerst verruimd en dan gereinigd mijn geweten, opdat dit niet langer streeft
worden: bevrijd van de azijn en de azijn- naar zelfrechtvaardiging, naar weerspie-
smaak. Dat vereist werk, dat is pijnlijk, geling van mijzelf en de tijdgenoten die
maar alleen zo ontstaat de geschiktheid een stempel op mij drukken, maar mij de
voor datgene waartoe we zijn bestemd.26 mogelijkheid biedt naar het Goede zelf te
Ook al spreekt Augustinus alleen direct luisteren.
over de opnamecapaciteit voor God, toch
wordt helemaal duidelijk dat de mens 34. Wil het gebed deze reinigende kracht
door dit werk, waarbij hij zich bevrijdt ontplooien, dan moet het enerzijds heel
van de azijn en zijn azijnsmaak, niet persoonlijk zijn, een confrontatie van
alleen vrij voor God maar juist ook open mijn ‘ik’ met God, de levende God. An-
voor de anderen wordt. Want alleen als derzijds moet het steeds weer geleid en
wij kinderen van God worden, kunnen verlicht worden door de grote gebeds-
wij bij de gemeenschappelijke Vader zijn. woorden van de Kerk en van de heiligen,
Bidden betekent niet buiten de geschiede- door het liturgische gebed, waarin de
nis treden en je terugtrekken in het privé- Heer ons steeds weer leert goed te bidden.
hoekje van je eigen geluk. Echt bidden is Kardinaal Nguyen Van Thuan vertelt ons
een proces van innerlijke reiniging, dat in zijn boek van geestelijke oefeningen
ons openstelt voor God en dus juist ook dat hij in zijn leven lange periodes heeft
voor de mensen. In het gebed moet de gekend dat hij niet kon bidden en hoe hij
mens leren wat hij werkelijk aan God kan zich heeft vastgehouden aan de gebeds- 26. Vgl. In 1
vragen, wat God waardig is. Hij moet woorden van de Kerk, aan het Onze Joannis 4, 6, in:
PL 35, 2008 e.v..
leren dat hij niet tegen de anderen mag Vader, aan het Weesgegroet, aan de gebe-
bidden. Hij moet leren dat hij niet mag den van de liturgie.27 Bij het bidden moet 27. Hoffnung, die
uns trägt (Frei-
vragen om de oppervlakkige en makkelij- er altijd sprake zijn van dit samengaan burg 2001), 121
ke dingen die hij op dat moment wenst, van gemeenschappelijk en persoonlijk ge- e.v..
23 • 2008 23
24. bed. Zo kunnen wij tot God spreken, zo waarin ik leef ogenschijnlijk niets meer te
spreekt God tot ons. Zo ondergaan we de verwachten heb. Alleen de grote zeker-
reinigingen, waardoor wij geschikt voor heid van de hoop dat, ondanks alle mis-
God worden en die ons geschikt maken de lukkingen, mijn eigen leven en de ge-
mensen te dienen. Zo worden wij geschikt schiedenis in het algemeen geborgen zijn
voor de ware hoop en worden wij diena- in een onverwoestbare macht van de lief-
ren van de hoop voor de anderen: hoop in de en door die liefde zin en betekenis
de christelijke zin is immers ook hoop hebben, kan dan toch de moed geven om
voor de anderen. En het is actieve hoop, te werken en te volharden. Zeker, wij
waarin wij ervoor strijden dat de dingen kunnen het Rijk Gods niet zelf ‘bouwen’ –
niet naar ‘het verkeerde einde’ leiden. Het wat wij bouwen blijft altijd een mensen-
is ook actieve hoop in de zin dat wij de rijk met alle beperkingen van de mense-
wereld open houden voor God. Alleen zo lijke natuur. Het Rijk Gods is een ge-
blijft de hoop zuiver menselijk. schenk en juist daarom is het groot en
mooi en het antwoord op onze hoop. En
II. Handelen en lijden als context wij kunnen, om de klassieke terminologie
voor het leren van de hoop te gebruiken, de hemel niet door onze
werken ‘verdienen’. De hemel is altijd
35. Iedere serieuze en oprechte handeling meer dan wat wij verdienen, zoals be-
van de mens is hoop in uitvoering. Dat is mind worden nooit ‘verdienste’ is, maar
op de eerste plaats waar in die zin dat wij altijd geschenk. Maar ook al weten we
daarbij onze hoop met betrekking tot nog zo goed van deze ‘meerwaarde’ van
kleinere of grotere zaken proberen te ver- de hemel, toch blijft het waar dat ons
werkelijken, deze of gene taak proberen handelen God niet onverschillig laat en
af te ronden die belangrijk is voor onze daarmee niet onverschillig is voor de loop
verdere levensweg, er door onze inzet toe van de geschiedenis. Wij kunnen onszelf
bij te dragen dat de wereld iets lichter en en de wereld openstellen voor het bin-
menselijker wordt en zo ook deuren naar nentreden van God: de waarheid, de lief-
de toekomst worden geopend. Maar de de, het goede. Dat is wat de heiligen heb-
dagelijkse inzet voor het voortgaan van ben gedaan, die als ‘Gods medewerkers’
het eigen leven en voor de toekomst van hebben bijgedragen tot het heil van de
het geheel vermoeit ons of slaat om in wereld (vgl. 1Kor 3,9; 1Tes 3,2). Wij kun-
fanatisme, als voor ons niet het licht nen ons leven en de wereld vrijmaken
straalt van die geweldige hoop, die ook van de vergiftigingen en vervuilingen die
door falen in het kleine en door het mis- het heden en de toekomst zouden kunnen
lukken van zaken van historisch belang vernietigen. Wij kunnen de bronnen van
niet kan worden vernietigd. Als we niet de schepping blootleggen en zuiver hou-
kunnen hopen op meer dan op datgene den en zo aan de schepping, die als gave
wat op ieder moment bereikbaar is en op voor ons uitgaat, recht doen volgens haar
datgene wat de heersende politieke en eigen eisen en doel. Dit houdt zin, ook als
economische machten ons aan hoop bie- wij ogenschijnlijk niets bereiken of mach-
den, zal ons leven spoedig zonder hoop teloos lijken te zijn tegenover het over-
zijn. Het is belangrijk om te weten: ik wicht van de vijandige machten. Zo komt
mag altijd nog hopen, ook als ik voor enerzijds uit ons handelen hoop voort
mijn leven of voor de historische periode voor ons en voor de anderen; tegelijker-
24 2008 • 24