2. Trappen van Vergelijking
Om een bijvoeglijk naamwoord in de vergrotende en overtreffende trap te zetten,
worden in het Engels twee verschillende manieren gebruikt:
-er/est achter het bijv nw
more/most ervoor
Welke je gebruikt heeft te maken met de lengte van het bijv.nw
3. • Als het bijv. nw uit 1 lettergreep bestaat:
er/est
• Als het bijv nw uit twee lettergrepen bestaat
en eindigt op le, ow, y, some, er: er/est
• In alle andere gevallen: more/most
4. • Let op:
– Late later latest
– Nice nicer nicest (e vervalt)
– Big bigger biggest
– Thin thinner thinnest (medeklinker
verdubbelt)
– Easy easier easiest
– Happy happier happiest (y klinkt als ie
wordt ier/iest)
5. Uitzonderingen:
good better best
Bad worse worst
Much more most
Many more most
He is as tall as his sister.
He is taller than his brother.
His father is the tallest of them all.
6. Now, show what you know!
(Maak de vergrotende trap en de overtreffende trap)
1 clever
2 nice
3 shocking
4 big
5 silly
6 good
7 fantastic
8 bad
7. Some & any
some: any:
in ontkennende zinnen (met
in bevestigende zinnen (zin
not/never)
zonder not/never of ?) +
+ In vraagzinnen als je het antwoord
in vraagzinnen als je niet zeker weet
het antwoord al weet
some any
I have some pets. Do you know any famous persons?
I want some crisps. He has never seen any elephants.
Our teacher doesn’t have any
Can I have some water?
brothers.