2. Opbouw van mijn reactie
• Achtergrond
• Insteek
• Reactie op de bevoegd gezagkwestie
• Betekenis van de Wabo voor de uitvoering van
tracébesluiten
• Methode van onderzoek
• Conclusies
3. Minister bevoegd gezag? (1)
• Rel. wetteksten: Artikel 13 lid 4 Tw
• “Voor zover het tracébesluit en het bestemmingsplan
of de beheersverordening niet met elkaar in
overeenstemming zijn, geldt het tracébesluit als
omgevingsvergunning waarbij ten behoeve van een
project van nationaal belang met toepassing van
artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het
bestemmingsplan of de beheersverordening wordt
afgeweken. Bij die toepassing van artikel 2.10 van die
wet wordt onder het bestemmingsplan of
beheersverordening mede het tracébesluit begrepen.”
4. Minister bevoegd gezag? (2)
• Rel. wetteksten : Artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3°,
Wabo.
• “1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een
activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c,
kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend:
– a. indien de activiteit in strijd is met het
bestemmingsplan of de beheersverordening:
[of]
• 3°. indien de activiteit niet in strijd is met een
goede ruimtelijke ordening en de motivering van
het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing
bevat;
5. Minister bevoegd gezag? (3)
• Rel. wetteksten: artikel 2.4 lid 3 Wabo.
• 3. Bij algemene maatregel van bestuur kan
worden bepaald dat Onze daarbij aangewezen
Minister op de aanvraag beslist ten aanzien van
projecten die behoren tot een bij de maatregel
aangewezen categorie projecten die van
nationaal belang zijn. Bij de maatregel kan
worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt in
daarbij aangewezen categorieën gevallen.
6. Minister bevoegd gezag? (4)
• Rel. “wet”teksten: artikel 3.2 Bor
• Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat in
overeenstemming met Onze Minister, is bevoegd te beslissen op
een aanvraag indien het project bestaat uit activiteiten als bedoeld
in:
a. artikel 2.1, eerste lid, onder a, b, c of g, van de wet in gevallen
waarin toepassing is gegeven aan artikel 3.28, vierde lid, van de Wet
ruimtelijke ordening;
b. artikel 2.1, eerste lid, onder c, en waarbij ten behoeve van de
verwezenlijking van een project van nationaal ruimtelijk belang,
met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van
de wet, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt
afgeweken.
7. Minister bevoegd gezag? (5)
• Handboek WABO
• Geen gemeentelijk bevoegd gezag bij:
– Projecten van nat. ruimtelijk belang, waarbij met
een ov van een bp wordt afgeweken.
– P van nrb waarbij sprake is van een ov ter
uitvoering van een rijksinpassingsplan.
– P waarvoor de minister de coördinatie aan zich
heeft getrokken.
• Toelichting Handboek
8. Minister is geen bevoegd gezag (1)
Want:
- Onjuiste uitleg van de Tracéwet
- Onjuiste uitleg van het Bor
- Ontbreken van toelichting in parlementaire
geschiedenis.
9. Minister geen bevoegd gezag (2)
• Toon de Gier heeft wel een punt:
• Wettekst is onduidelijk:
• Artikel 13 lid 4 had anders kunnen luiden
• Handboek zorgt voor verwarring.
10. Gevolgen van de invoering van de
Wabo
• Aanpassingswetgeving
• Bedoeling van de Wabo-wetgever
• Uitvoering in de praktijk, wat is er veranderd
in de uitvoeringspraktijk van Rijkswaterstaat
en ProRail?
• Uitgestelde inwerkingtreding?
11. Uitgestelde inwerkingtreding? (1)
• Rel. wettekst: artikel 6.1 lid 1 en 2 Wabo
• Artikel 6.1
1. Een beschikking krachtens deze wet treedt in
werking met ingang van de dag na haar bekendmaking.
2. In afwijking van het eerste lid treedt een beschikking
in werking met ingang van de dag na afloop van de
termijn, bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet
bestuursrecht, voor het indienen van:
a. […];
b. een beroepschrift in gevallen waarin zij is voorbereid
met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht.
12. Uitgestelde inwerkingtreding? (2)
• Rel. wetteksten: artikel 6.2 Wabo
Artikel 6.2
In gevallen waarin het onverwijld in werking
treden van een beschikking als bedoeld in
artikel 6.1 naar het oordeel van het bevoegd
gezag nodig is, kan het in afwijking van dat
artikel bepalen dat zij terstond na haar
bekendmaking in werking treedt.
13. Uitgestelde inwerkingtreding? (3)
• Hoe verhouden de artikelen 6.1 en 6.2 zich tot
de coördinatieregeling uit de Tracéwet?
• Over welke beschikkingen hebben we het?
– Betekenis van de bepaling vanuit algemene
wetgevingssystematiek
– De Wabo-systematiek
• Conclusie: ja en nee.
14. Ter afronding
• Minister geen bevoegd gezag bij
vergunningverlening ter uitvoering van een
tracébesluit.
• Onduidelijkheid in de uitvoeringspraktijk als
gevolg van het zich geen rekenschap geven
van andere coördinatieregelingen.
• Top of flop?
• Tips voor de Omgevingswet?